Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 380] [p. 380] De beste koning, Tot overgroot geluk gehoorzaamt. Op de wyze van den 121. Psalm. - - Quis talia demens Abnuat? aut tecum malit contendere bello? WIe weigert Jesus op zyn woort Ontzag, als een rebel, En kiest hier voor de hel Te dienen, al te licht bekoort Door schyngoet hier beneden Van wereltsche ydelheden? Wie strydt niet liever vroom, gelyk Een' trouwen onderzaat Betaamt, met raadt en daat Voor d'ere en 't heil van 's Heilants ryk, Daar valsch, tot schyndeugts teken, Veel montgebeên om spreken? [pagina 381] [p. 381] Hoe minzaam is de heerschappy Van dezen Vorst! hy zet Ons gunstig, om zyn wet Te volgen, moedt en krachten by; Belet ons daar, als slaven, Naar 's afgronts zweep te draven. Dees koning heerscht tot geen verdriet Noch plage ooit, maar tot rust En voordeel, staag belust Op weldoen in zyn ryxgebiedt; Verschoont zyn volx gebreken, Waarze in zyn' dienst bezweken. Zy krygen vaardig en gewis Op hun verzoek gehoor; Gaan nooit verloren door Gebrek van iet, dat nodig is. Hem lust veel meer te schenken, Dan zy, als eischers, denken. Al lacht godloosheit in haar vuist, Als 't vroomheit qualyk gaat, Getrapt met schimp en smaat; De grote aartskoning, zelf gekruist, Geeft vreugt in kruis en lyden, Met kracht, om kloek te stryden. [pagina 382] [p. 382] Dees koning, Davids zoon en heer, Almagtig, als Godts zoon, Gelooft met Engletoon, In zwakheit voogt van wint en meer, Van doot en helsche scharen, Heet storm op storm bedaren. Klampt woest gewelt ons fel aan boort, En raast de hel verwoedt, Hy weet door ramp, door bloet En tranen zelfs, door brant en moort, Door 's afgronts vloektrouwanten, Zyn erfryk voort te planten. Wie vromen plage, of lastig vall', Hy neemt daar 't ongelyk Ter harte van zyn ryk. Dat heeft de bouheer van 't heelal Gegrontvest, sterk van muren, Om d'ewen te verduren. Een ryk gekroonde koningin Is ook zyn diérbre kerk. Zyn liefde kent geen perk, Verheft tot grote vorsten in Dit jammerdal, vol tranen, Zyn nedrige onderdanen. [pagina 383] [p. 383] De sterfdag zelf strekt overbly Hun kroondag: ja de doot Helptze in den jongsten noodt Voor ewig aan de kroon, waarby Geen magt is te gelyken Van duizent aardtsche ryken. 1693. Vorige Volgende