Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Wonderbare heerlykheit van Godts genadewerk. Op den toon van den 87. Psalm. Dictu video mirabile. DE Godtheit wort alom, altoos gevonden, Op d'aarde, in zee en lucht, en boven 't zwerk: Maar allerschoonst in haar genadewerk, En klaarst, al is dit minder te doorgronden. Wien 't ergens lust haar treden na te stappen, In schaduw als te volgen, haar ter eer; Hier straalt het licht van aller heren Heer Onmeetbaar uit zyn heerlyke eigenschappen. Wie vint een werk zo ryk van wonderwerken, Als daar hy mildt zyn' heilschat mededeelt, Die is en was, en nooit in wezen scheelt, Van jaargetal noch ewen te beperken? [pagina 329] [p. 329] Rechtvaardigheit verschynt hier onbesproken, Die zwaar vergryp verschoont met taai gedult, Maar door een' borg voldaan, die, vry van schult, Op d'aarde, in 't graf, ter helle is neêrgedoken. Bermhartigheit kent weêrga hier noch ende, Die 't menschdom, dat haar' wil en wet met hoon Verachtte, omhelst, verrykt, verheft ten troon, Den poel ontrukt van endeloze elende. Wat wysheit stont ooit hoger te verheffen Met harte en tong, dan die het middel vondt, Dat Godt en mensch vereende in 't heilverbont; Genade en Recht een eerwit gaf te treffen? Liet Waarheit, of liet Trou zo klaar zich horen, Of zien, als daar Godts Zoon, die d'ewen schiep, In 't vleesch verscheen, zo dra de tydt hem riep En eischte op 't woort, den vadren dier bezworen? D'Almogentheit, een kroon der Godtheit, onder Veel luisters, stelt haar hoogheit hier geen peil. Zy bergt den mensch, een' vyant van zyn heil: Zy zaligt hem met wonderdaat op wonder. Zy weet de ziel, die blint is, licht te geven; Helpt doven aan gehoor; helpt lamme leên Aan kracht; hervormt in vleesch een hart van steen, En wekt de doôn tot onvergangbaar leven. [pagina 330] [p. 330] O heilig Recht! ô Gunst- en Liefdevonden! O Wysheit, Trou en Waarheit, vry van vlek! O Almagt, die geen perk lydt noch bestek! Afgronden, van gene Englen te doorgronden! Wat mensch vergeet met diep ontzag u t'eren? Wie dompelt zich met lust niet over 't hooft In zulk een zee? Wie u niet yvrig looft, Verdient met recht uw heilgenot t' ontberen. 1693. Vorige Volgende