Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Lofzangen. Het grootste huwelyk. Toon: De zon aan 't klimmen. Res laetae, regnumque, & regia conjux. NU bly gezongen 't Huwlyk, daar Engletongen Zelfs Godts menscheliefde om loven Met muzyk in 't koor hier boven, Bly van toon. Zelf Godts zoon Daalde omlaag uit 's hemels troon; Verhief, naar zyn besluit, De Kerk door heil- en trouverbonden Tot zyn bruit. 'k Rep nu van geen minnewonden Veler goden, dichtersvonden. 't Onverlichte Heidendom Sta hier by stom. Wat reên tot minnen Wekt en trekt Jesus zinnen? [pagina 298] [p. 298] Hoe? bekoort hem zulk een naaktheit, Arm en blint, en vol mismaaktheit? Hy vernam Goet noch stam, Om te voên zyn minnevlam. Dees bruit was vyandin Van haar geluk, ja gansch verloren, Boos van zin. Maar wat heil is haar beschoren, Door het heilig badt herboren, Als zyn vleesch en zyn gebeent, Met hem vereent! Hy komt haar zoeken, Haar, zo dwaas, wys verkloeken, Haar genezen, en haar wasschen, Vuil bevlekt, met zuivre plassen Van zyn bloet. Ja hy boet Voor haar schult uit minnegloet: Verlost van 't helsch gedrogt, Verrykt haar met zyn' schat miltdadig, Dier gekocht; Dult haar stout vergryp genadig, En beschutze in noodt gestadig; Kleedt en siert de naakte ziel, Daar 't oog op viel. [pagina 299] [p. 299] Wat minnepanden Sterken dees huwlyxbanden; 't Echtverdrag, zo vast gesloten; Van zo brave speelgenoten Staag verzelt; Wis gespelt, Afgebeelt door helt op helt! Geen Esthers trougeluk, Noch ryxkroon zelf, mag hier by halen. Doot noch druk Breekt dien knoop. In 's hemels zalen Wacht ons hoop (zy kan niet falen Na den trouringk van Godts Geest) Het bruiloftsfeest. Wie zou versmaden Zulk een eer, slecht beraden? Wat vernuft kan recht bevroeden Dees gemeenschap aller goeden? Och! wie zou Zulk een trou Krenken, vry van naberou? Wie buigt niet, dus verlooft, Beschonken met die troujuwelen, Voor dat hooft? Wien zou ooit zyn stem vervelen? Wien zyn aanschyn 't hart niet stelen? [pagina 300] [p. 300] Wie vint, van dien mont gekust, Zyn' brant gebluscht? O zuivre liefde! Zaalge pyl, die dus griefde! Heilryk hart, dat al zyn dagen Zoekt dien bruigom te behagen! 's Werelts min Vleit den zin; Maar weeft netten, als een spin. De ziel, met Godt gepaart, Blyft ewig dienst en weêrmin schuldig: Zy bewaart 't Heilig bruitsgewaat zorgvuldig; Zucht en roept, als ongeduldig: Rykste, schoonste bruidegom, Kom ras, ei kom. 1681. Vorige Volgende