Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 294]
| |
Dit 's een gerucht, als blode
Bespieders bragten van
't Lant, Israël van Gode
Belooft, om menig man,
Veel licht beroerde dwazen,
Te verbazen.
Terwyl de bozen zweten
In 's afgronts dienst met smart,
De knaagworm van 't geweten
Geen blyschap dult in 't hart;
Kan deugt in droeve tyden
Zich verblyden.
Zy dient den Godt der goden
Recht vrolyk van gemoet,
Schept lust in zyn geboden.
Geen honig smaakt zo zoet.
Geen vreugt is zo volkomen,
Als van vromen.
Godts gunst heeft hen verkoren
In zyn' geheimen raadt,
Hun ewig heil beschoren,
En wellust zonder maat,
Van eew noch zonnestralen
Te bepalen.
| |
[pagina 295]
| |
Godt Vader schenkt miltdadig
Zyn ryk en al zyn goet:
Godt Zoon verlost genadig
En zaligt door zyn bloet:
Godts Geest laat hier geen teken
Van ontbreken.
Godts woort (ô blyde bootschap!)
Belooft hun dit gewis.
Wat gunst- en heilgenootschap
Geniet men aan zyn' disch?
Onfaalbre liefdepanden
Uit Godts handen.
Hier drinkt de ziel zich dronken
Met goddelyken lust:
Haar kelk is vol geschonken.
Godts bruit wort staag herkust.
Dit 's al, wat zuivre weelde
Zich verbeeldde.
Dit 's vreugt van hoger waarde,
Dan menschlyk brein beseft;
Die, hemelsch hier op d' aarde,
Ons hemelwaart verheft;
Hier Englespys kan smaken,
Godt vermaken.
| |
[pagina 296]
| |
Dees vreugt gevoelt geen rampen,
Die elders meester zyn.
Dit licht verdryft veel dampen.
Dees blyschap duurt in pyn;
Kan martelprys ontfangen
Met gezangen.
De werelt kan haar geven,
Noch roven; kent haar niet,
Als een begin van 't leven,
Dat onlust noch verdriet
Verneemt by zaalge geesten
Op hun feesten.
1690. |
|