Op de wyze van den 8. Psalm.
Of: Een koopman, die bet eêl gesteent beminde.
Of op Sluiters toon onder zyne eerste Gezangen, 48: onder de leste, 28. 88. 112. 163. 254. 277.
Of by H. Zweerts, 182. Met acht regelen anders op den toon van den 18. en 144. of 32. of 45. Psalm.
- - - Via prima salutis,
Quod minime reris.
HOe heerlyk kroont Godts milde gunst vier vrouwen,
Wel waardig dat alle ewen dit onthouwen!
Hare eer stygt hoog, zo Godts gedenkschrift gelt,
Dat vry van vlek 's Verlossers grootvaârs melt.
Die sexe, in een' geslachtboom minst gerekent,
Wort zelden by een stamhuis aangetekent:
Maar vrouwen, twee paar vrouwen staan nochtans
En pralen daar met schoner glorikrans.
Wat glori? die ontbreekt 'er, wil men letten
Op haar bedryf, of afkomst, door veel smetten
[pagina 288]
[p. 288]
Bezoedelt. Eerst komt Thamar voor den dag:
Van Rachab, Ruth, Bathseba volgt gewag.
Van bloetschandt vuil, blykt Thamar minst godtvruchtig: