Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 264]
| |
Des Satans onmagt.Op de wyze van den 146. Psalm.
| |
[pagina 265]
| |
Maar most scheiden met den stank
Van zo vuil een' lasterklank.
Voor ontelbre wonderwerken
Van het vleeschgeworden Woort,
Die zyn leer en glori sterken,
Zwicht de hel, vergeefs gestoort;
Laat, door 's Heilants stem verjaagt,
Ziel en lichaam ongeplaagt.
List en logen moet het geven
Zelf der snootste Fariseen,
Van de hel met kracht gesteven,
Van den logengeest bereên.
Jesus vangtze door den vondt
Van hun eigen lastermont.
Schroomt die geest geen' stryt te wagen
Op den kruisberg, minst bedaart,
Hoe legt Goliath verslagen!
Hoe onthooft hem daar zyn zwaart!
Droever kreeg al 't helsch gespuis
Nooit de neêrlaag dan by 't kruis.
Durft dit noch vermetel roemen
Op een heirkracht, ruim zo sterk,
Als zesduizent man, te noemen;
D' Almagt stelt die magt een perk:
| |
[pagina 266]
| |
Zy vernielt geen zwynskudde, of
Jesus geeft haar eerst verlof.
Fel gebeten op ons menschen,
Groeitze in veler zielen moort;
Komt door veeverlies naar wenschen
Gadarenen dus aan boort:
Maar is, schrewende in veel pyn,
Daar geen meester van een zwyn.
Zie dan, Christen, zie wat verder:
En mistrou nu geen gena
Van der zielen trousten herder.
Slaat hy zwyneborstels ga,
Denk, hoeveel zyn schaapskooi gelt,
Daar elx hoofthair is getelt.
D'onverzoenbre menschemoorder,
Vreeslyk brullende, als een leew,
Wereltplager, Staatverstoorder,
Kerkberoerder, eew op eew,
Waakt Godts toezigt voor zyn huis,
Recht niet meer uit dan een muis.
1693. |
|