Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Misleidend licht van losse gezigten. Op den toon van den 24. Psalm. Anders onder H. Zweerts Zedezangen, 145. Cur noxia lumina? WAt krenkt den mensch al quade drift! Hoe graag wort lekker zielvergift Met smaak door d'ogen ingedronken! O hooftjuwelen, die zo schoon En klaar in 't aanzigt staat ten toon, Wat kan uw vier al brant ontvonken! [pagina 225] [p. 225] 't Aanschouwen van 't verboden ooft, Dat schoon, ook wetenschap belooft, Kon grootmoêr Evaas mont bekoren. Het zien van Kaïns dochtren smet Door geilen brant het zaat van Seth, Strax in den wereltvloet te smoren. 'k Zwyge Achan, en vorst Achab, licht Door 't hartbekorende gezigt Vervoert en jammerlyk bedrogen: 'k Zwyg Dinaas ramp, och! al te zwaar, En Saraas eer in groot gevaar, Door wulpsch gezwier van dertele ogen. Helt Simson, David, Salomon, Hoe sterk, hoe wys, hoe heilig, kon Dit zorgelyk geweer, de schichten Niet wederstaan, te diep in 't hart Geschoten, tot veel weelde en smart, Van zielverlokkende gezigten. De nachtgeest, die nooit rusten wil, Bederft vele ogen loos en stil, Gedient van blinde reukeloosheit; Schiltwachten daar van dievery, Van ontucht, geltzucht, hovaardy, En makelaars van alle boosheit. [pagina 226] [p. 226] Wat raadt hier best? geen raadt altoos, Houdt menschenzorg, te traag en broos, De wacht alleen. De grootste Heilig, De man naar 's hemels hart betrout Zyn eige toezigt niet, maar bout Zyn hope op Godt, dus vry en veilig. Geen mensch blyft door zich zelf bewaart. Gy, die 't gezigt, zo eêl van aart, Zo schoon van glans, en van vermogen Zo krachtig, schiept; verleen ons kracht, Zet hulp by, sla in 's werelts nacht Op ons gebedt genadige ogen. O ongeschapen licht, regeer Onze ogen met ons hart: verleer Gemoet en ogen veel ontzintheit, Die al te los, en zonder toom, Aan aardtsch genot, een' damp, een' droom Zich blyft vergapen met veel blintheit. Vergun ons geen' verboden lust; Geen rust, die erger strax ontrust; Geen vreugt, te boeten met berouwen; Geen oog, dat al te welig wei': Maar schenk uw' Geest, door wiens gelei' Uw aansschyn zalig is t' aanschouwen. 1696. Vorige Volgende