Onzalig misbruick van des bekeerden moordenaars zaligheit.
Op de wyze van Een koopman, die het eêl gesteent beminde: of van den 8. Psalm.
Anders met acht regelen op den toon van den 18. en 144. of 32. of 45. Psalm.
Spes pascis inanes.
WAt Schrift wort niet bekladt van 's werelts boosheit,
Misduidt, misbruikt tot blinde reukeloosheit?
Godts Zoon wort om zyn grootste wonderdaat,
Genade om haar uitnementheit versmaadt.
De moorder, in zyn doot met hemelsch leven
Beschonken, sterkt om hellewaart te streven.
Men acht Godts dienst hierop altoos te vroeg,
En wacht tot boete op 't stersbedt tyts genoeg.
Maar gy, die uw misdryf te los ontschuldigt,
Te stout op dees gena vermenigvuldigt;
Alsof een zucht en traan van naberou
De hemeldeur strax open vinden zou:
[pagina 220]
[p. 220]
Zie toe, zie toe, en vrees den hoogsten wreker.
Zyn wraak treft wis: zyn heiluur is onzeker.
Oprecht berou van quaat quam nooit te spa:
Maar d'ergste straf volgt misbruik van gena.
En spa berou is dat oprecht? heel zelden.
Doorlees Godts boek: 't zal meer dan een' niet melden
In 't sterven eerst boetvaardig, anders geen';
Maar duizenden misleit door een' alleen.
Wie drinkt vergift, (zal elk dat wel bekomen?)
Schoon 't veilig hier of daar is ingenomen?
Al spysde Godt in Sin met hemelsch Man,
Wie wacht dit staag in 't vruchtbre Kanaän?
De kruissmaat van Godts Zoon vereischte iet wonders,
Den lastermont gestopt door iet byzonders,
Iet zeldsaams, als d'Aartsheilant door zyn doot
Den mont der helle ontrukt zyn' kruisgenoot.
Daar krygt hy 't hart, verhardt in boosheit, onder:
Daar scheurt hy 't, als een hart- en zieldoorgronder;
Geen koorkleedt, (dat 's geringer) graf, noch rots.