Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 209]
| |
Raadt voor de zwaarste schult.Op de wyze van den 58. Psalm.
| |
[pagina 210]
| |
Ga naar voetnoot* Ruim sestig tonnen gouts geleken.
Want Godt eischt reekning, zo 't behoort,
Van elx gedachte en ydel woort.
Dees schult helaas! is niet t' ontkennen,
D'Aartsrechter niet te pajen, noch
Lang op te houden, met bedrog.
Wie kan d'almogentheit ontrennen,
Die overal is, en omhoog
Elk gaslaat met haar scherpziende oog?
De zielschult staat wel net gerekent
In 't boek van Godts alwetenheit,
Naar 't wetboek, dat geen groten vleit;
Met 's menschen hant zelf ondertekent,
Daar 't hart, van zyn vergryp bewust,
Hem staag beschuldigt en ontrust.
Al schryft d'ontrouwe knecht voor hondert
Slechts tachtig, vyftig, 't gelt niet, om
Iet af te trekken van de som.
Geen dag noch uur blyft uitgezondert
Van Godts betaaldag, die altoos
Voor hem verschynt, ja endeloos.
Hier kan de schult geensins verjaren,
Geschreven in Godts rekenboek,
Dat klaar, en nooit gemist of t' zoek,
| |
[pagina 211]
| |
Te min den schuldenaar wil sparen,
Die uitstel zocht; maar streng in 't endt
De hooftsom vordert met veel rent.
De schultheer daagt en dingt hier sterker,
Dan menschlyk recht met goet of bloet
Ooit gelt-of dootschult eischt geboet.
Hy doemt de ziel hierom ten kerker
Des afgronts, en tot slaafschen dwang
Van 't helsche ryk, te droef en bang.
Wie wacht dan rust, of ademhaling,
Door geen gena bevryt? De doot,
Die elk verlost in hogen noodt,
Maant allerstrengst tot schultbetaling,
Daar vreeslyk met gekerm en pyn
Betaalt wort, nooit betaalt zal zyn.
Wat raadt in druk, zo menigvuldig
En lastig? Roep gena, gena,
Elendig mensch, maar niet te spa.
Verzuim geen' tydt hier. Ken u schuldig.
Doorzoek uw hart, en sla wel ga,
Hoeveel daar schortte en bleef te qua.
Betreur de boosheit, die te schendig
Godts wet, gansch billyk in haar' eisch,
Vergat, versmaadde reis op reis.
| |
[pagina 212]
| |
Beticht u zelven, als elendig
Door schult op schult: en lochen niet
Van 't ergste quaat, dat Godt verdriet.
Verzwyg dien Heer geen quade posten,
Hem nooit verholen. Zoek den borg,
Die instont met zyn' last en zorg
Voor schulden, die hem 't leven kostten,
Ja vreugt en vrê van zyn gemoet,
En dootzweet zelf, zo root als bloet.
Draag zorg vooral, om nooit boosaardig
Met niew vergryp by d'oude schult
Tot wraak te tergen Godts gedult.
Zyn troon, zo gunstig als rechtvaardig,
Schelt quyt al wat misdreven is
Op ronde schultbelydenis.
De Heilant, die den lesten stuiver
Aan 't kruis betaalde, en zelf aan 't kruis,
Tot rou van 's afgronts moortgespuis,
Den schultbrief hechtte, kent zo zuiver
Den mensch, voor wien hy in quam staan,
Als had hy nergens, nooit misdaan.
Hy laat in 't schultboek niet een' regel
Onuitgeveegt, en schenkt getrou
De ziel, bedrukt in schultberou,
| |
[pagina 213]
| |
Den quytbrief, met zyn' Geest, het zegel,
Bevestigt. Zalig is de man,
Die door 't geloof dus spreken kan.
1693. |
|