Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Boetvaardig gebedt voor het Avontmaal des Heren. Op den toon van den 38. of 61. Psalm. Of Polifemus aan de stranden. Zie H. Zweerts Zedezangen, 185. en Lodensteins Uitsp. 70. Animis inlabere nostris. ALlerhoogste zielbeschermer, Grootste ontfermer, Zie van boven gunstig neêr, Daar uw Wysheit door haar boden Weêr komt noden Aan uw tafel, met veel eer. [pagina 196] [p. 196] Blyve ik hier genade ontberen, Heer der heren, Wetvloek dreigt my, hel en doot, En de viergloet van uw' toren: 'k Ben verloren, 'k Weet geen' raadt in angst en noodt. Hoe ontvliede ik al dees plagen? Durf ik 't wagen? Durf ik toetreên aan uw' disch, Ik zo diep in fchult gewikkelt, Scherp geprikkelt, Zwaar beticht van myn gewiss'? Reekne ik eigendom aan 't zegel, Die den regel Luttel volg van uw verbont; Trou, aan veel verbontbreuk schuldig, Menigvuldig Slechts beloofde met den mont? Rake ik noch uw liefdepanden Met myn handen, Die veel quaats, by u gehaat, Meer dan u, veel ydelheden Hier beneden Dwaas bemint heb, u ten smaat? [pagina 197] [p. 197] Ga 'k ten disch? och! wat besta ik? Immers ga ik. Koom, ô Heer, my in 't gemoet Op den weg, van u gewezen. Stil myn vrezen: Sterk myn' wankelenden voet. Wie kan misdaân, niet te noemen, Ooit verbloemen? Maar heel groot is uw gedult. Jesus bergt geen' mensch genadig, Dan misdadig; Borg aan 't kruis voor 's werelts schult. Laat zyn vleesch myn' geest verquikken; 't Hart niet stikken, Met zyn bloet gelaaft, van dorst: Laat dat bloet een waschbadt strekken Voor de vlekken Van myn ziel, te vuil bemorst. Troost haar, als 't gemoet der vrouwe, Die, vol rouwe, Jesus, daar hy komt te gast, Vint gereet haar schult te boeten, En zyn voeten Met een' vloet van tranen wascht. [pagina 198] [p. 198] Schenk dus voetsel van genade: Dat verzade: Dat lere aardtsche lekkerny, Weelde en wellust wys verachten, Van geen klagten, Druk noch pyn in 't lagchen vry. Laat uw' tafelgast om zegen Nooit verlegen. Queek myn' lust en yverbrant, Om door 's werelts ballingschappen Kloek te stappen Naar het hemelsch vaderlant. Laat geen kracht tot hemelsch leven My begeven; Als gesterkt door eedler spys, Dan die Isrel in woestynen Nooit liet quynen, Adam voedde in 't Paradys. 1693. Vorige Volgende