Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
De Satan in een' engel des lichts verandert.Op de Wyze van den 106. Psalm.
| |
[pagina 185]
| |
Die zorgt noch strydt voor Christus ryk,
Mêgaande en reklyk; of geduldig,
Verdraagt hy stil Godts ongelyk.
Zo noemt men wraakzucht dapperheit,
Doortrapte snootheit kloek beleit,
Verheugt, die vol zich drinkt en dronken;
Stantvastig, die naar reên niet hoort;
Net opgeschikt, die dwaas komt pronken;
Oplopentheit met recht gestoort.
Veel overdaat, die schatten spilt,
Draagt moedt hierop, en heet dus mildt;
De geltzucht spaarzaam. Zorgeloosheit
Wil voor een sterk geloof bestaan;
En stinkende ontucht, vuil van boosheit,
Voor vreugt van zuivre liefde gaan.Ga naar margenoot+
Schoon Sauwel 't vee uit roofzucht spaar',
Hy roemt op zorg voor Godts altaar,
Als had hy loflyk zich gequeten.
Naar Jehuus drift schynt Godt ge-eert,
Als hy, van schepterzucht bezeten,
Met zynen yver trots braveert.
O moetwil, die te schendig liegt,
Veel deugden schantvlekt, elk bedriegt!
Wat doolhof wort zo slim gestrengelt
| |
[pagina 186]
| |
Van 's afgronts geest met helschen list!
Hoe valsch zyn troni dus verengelt!
Wat gruwelvondt niet schoon vernist?
Wat wint geveinstheit, die haar schult
Zelf met Godts dierbren naam vergult?
Zal zyn aldoorziende oog niet dringen
Door dit bedrog, hoe fraai verbloemt?
Zyn hant de stoutheit niet bedwingen,
Die duisternissen daglicht noemt?
Zyn weeroep dreigt het quaat, met glimp
Van goet bewimpelt, hem ten schimp.
De schyndeugt, ware deugts beletsel,
Genaakt zyn woort niet, als met pyn.
By dezen viergloet smelt blanketsel:
Daar blykt, hoe waarheit scheelt van schyn.
1693. |
|