Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Boetzangen. Boetvaardige toevlugt tot Godts genadetroon. Op den toon van Dafnis ging voor weinig dagen. Of op Sluiters muzyktoon onder zyne eerste Gezangen, 56. 90.: onder de leste 297. Anders onder H. Zweerts Zedezangen, 152. Ad te confugio, & supplex tua numina posco. OAartsrechter, voor wiens oordeel Magt, noch list, noch aardtsch geluk Ooit ontzag won, gunst, of voordeel; Redt myn ziel, beknelt van druk. Druk? och mogt de last my drukken Van ontelbre lasterstukken, Zo 't behoort! en vondt zich 't hart Recht gebryzelt door die smart! Wie kan veel vergryp beklagen, Zo 't verdient, dat nergens vreest Tegens d'almagt stryt te wagen; Christus kruissen, Godt den Geest [pagina 176] [p. 176] Zelf bedroeven durft en honen; Uw gedult met misbruik lonen; Eigen heil met kracht bestryt, En de hel alleen verblyt? Hoe beschreien, hoe betreuren Esdras, David zulk een quaat! 't Hair wort uitgerukt: zy scheuren, Als mistroostig, hun gewaat; Wasschen zich in tranebeken. Wie zag deze een vrou ontbreken, Die met zulk een zuiverbron Jesus voeten wasschen kon? Och! waar blyve ik, die niet schroomde, Maar vermaak vondt in misdryf, Al te lang daar sliep en droomde, In quaat opzet stout en styf? Schreien kan ik, kermen, klagen, Maar gedrukt van ramp en plagen. Boosheit, die uw majesteit Schendig quetst, wort minst beschreit. O Aartsheilant, vol mêdogen, Vel geen vonnis streng en straf: Maar zie neêr met gunstige ogen. Reik my uw' genadestaf. Sla de rots, al t' onbewogen, [pagina 177] [p. 177] Van myn hart met zulk vermogen, Als daar Petrus schreit, verlicht Door een' straal van uw gezigt. Hebt gy met geween en smeken, In uw' bangsten worstelstryt, Godt verwonnen, prys gestreken, Die uw kerk in druk verblyt; Help my tot myn' boetplicht manen. Help myne ogen ook aan tranen, Water, dat, gestort met pyn, Vreugt by Englen baart, als wyn. Schort het my aan tranevloeden, Help my gunstig, Heer, en trou Met veel zielsmart dit vergoeden. Laat, ontbreekt my groot berou, Als myn misdaân wel behoeven, Kleine droefheit my bedroeven. Wasch myn rou, die nooit voldoet, Ook myn tranen, met uw bloet. 1693. Vorige Volgende