Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– AuteursrechtvrijAlles met de jaren onduurzaam.
| |
[pagina 142]
| |
Dat zo snel vervlogen is.
Al 't aanstaande is heel onwis.
Met de jaren glipt het leven
Door, en wil ons ras begeven.
't Neemt zoveel af, kort van duur,
Als het toeneemt, uur op uur.
Toorts of kaarslicht, dat, ontsteken,
Stof verteert, die 't aan moet queken,
Strekt een beelt van 's levens aart,
Dat zyn kracht noch geesten spaart,
Door zyn voetsel zelf geschonden,
Door zyn' groei allengs verslonden;
Daar de mensch gedurig sterft,
Die by delen 't leven derft.
D'uiterste uur van al zyn jaren
Komt in 't endt de doot niet baren,
Maar voltooitze. Op 's hemels stem
Wil de doot Methusalem,
Absaloms gestalte en haren,
Salomons vernuft niet sparen,
Simsons kracht, Abias jeugt,
Davids noch Josias deugt.
Tegens sterflots ongenade
Komt geweer noch moedt te stade.
Vorst noch koning, heer noch helt
Kan bestaan voor dat gewelt.
| |
[pagina 143]
| |
En wat heil, een' mensch beschoren,
Sterft niet, in der tydt geboren;
Tydt, die staal eet, muur en steen
Met zyn tanden scheurt van een?
Milon in zyne oude dagen
Durft geen' worstelstryt meer wagen.
Wort Heleen ook grys, zy haat
Zelf haar' spiegel om 't gelaat.
Menschengunst en dienst vertrekken.
Naam en faam lydt lastervlekken.
Jobs vermogen steeg in top:
D'armste is nu zo arm, als Job.
Vorsten, 's morgens hoog gezeten,
Leggen 's avonts dootgesmeten.
Magt van Staten, ryxgezag
Legt verscheurt, als spinnerag.
Ga naar margenoot* Babels vorst zag beurt en tyen
Van de vier hooftheerschappyen,
Nu vergaan, hoe trots gesticht,
Als haar beelt in 't nachtgezigt.
O beheerscher aller dingen,
Die zoveel veranderingen
Gaslaat, onveranderbaar;
Enen dag wel duizent jaar,
Duizent jaar een' dag moogt noemen;
Leer my 't heil, ras dor, als bloemen,
| |
[pagina 144]
| |
Wisselbaar, gelyk de maan,
Moedig en met lust versmaân.
Ly niet, dat myn ziel blyf duiken,
Laag en traag tot wys gebruiken
Van haar' tydt, om aardtsch genot.
Sterkze, om naar een hoger lot,
Naar het licht van beter leven,
Met een arentsvlugt te streven.
Stook en queek daar yvergloet
Naar volmaakt en duurzaam goet:
Goet, dat, door uw gunst ontfangbaar,
Nooit bezwykt, zo onvergangbaar,
Als d'onmeetbare ewigheit;
Met der tydt zo luttel scheit,
Als men zomerloof aan bomen,
Waterdruppels in de stromen,
Zant aan 't zeestrant, gras in 't velt,
Starren aan den hemel telt.
1693. |
|