Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] De droevigste klagte. Op den toon van den 42. Psalm. Caelum dehinc questibus implet. HAmerslagen van soldaten Kruisten minst: myn Godt, myn Godt, Waarom hebtge my verlaten? Roept Godts zoon, en wort bespot. Ons verbaast noch dat geschreew. Mensch en Engel, eew op eew Mag wel schrikken. Niemant kende, Als de lyder, deze elende. Och! wat heeft het hart te lyden, Daar de mont zo deerlyk klaagt? 't Heeft met al de hel te stryden, Streng voor 't hemelsch hof gedaagt. 's Werelts heilant vint zich hier Van geen' hartvrient, noch scholier, (Noodthulp, die hem minst mogt baten) Maar van Godt, zyn' Godt, verlaten. [pagina 92] [p. 92] 's Werelts nacht bleef niet volduren Op den middag: maar dees klagt Melt veel langer dan dry uren In zyn ziele een' droever nacht: Daar van 's Vaders troostlicht niet, Of een straal pas overschiet. Zie en hoor dit, wie verwaten Godt durft en uw heil verlaten. Dit zyn meer dan stervens noden, 't Rechte voorburg van de hel, Voor de doot wel duizent doden. Alle martelpyn, hoe fel, Is hier rust en wellust by. O wat blinde razerny Durft van 't kruis schynheilig praten, Den gekruisten stout verlaten? Mensch, verfoei veel eer de boosheit, Die de troostbron zelf dus boet Met onnoembre troosteloosheit. Stook geen vier, wiens helsche gloet Ewig blaakt: maar pas veel eer Goet en bloet, en noch veel meer, Om 's Verlossers min te haten, Met u zelven te verlaten. [pagina 93] [p. 93] Christen, die in droeve rampen 't Licht ontbeert van Godts gezicht, Zie 't onzichtbre door die dampen. Smeek om zyn genadelicht. Stry kloekmoedig. Want Godts zoon Won volstrydende u de kroon; Laat, in blyde of droeve staten, Van zyn' troost u nooit verlaten. 1681. Vorige Volgende