lezer die hij bij de hand heeft, een welwillende of, wat hem te raden is, een argwanende lezer. Is het dan verwonderlijk dat hij soms de neiging heeft om zich, naast zijn eigen werk maar onvermijdelijk daarop betrokken, expliciet als lezer te uiten? En wat ligt meer voor de hand dan dat hij zich schriftelijk uit?
Voor mij heeft er nooit een strikt onderscheid bestaan tussen mijn literaire werk en mijn kritische werk. Er is nu eenmaal een verschil tussen essays van schrijvers en essays van auteurs die uitsluitend met literatuurkritiek bezig zijn.
Het wekt misschien enige verbazing dat ik de bundel Terugschrijven wil beschouwen als een onderdeel van de reeks ‘Operaties’, waarvan sinds 1971 drie delen verschenen zijn: Kaleidiafragmenten, Raadsels van het rund en Alle vlees. Toch hoort het boek daar thuis, niet alleen omdat in de genoemde prozaboeken essayistische elementen meespelen, en lezen er (als metafoor) een belangrijke rol vervult, maar vooral omdat vrijwel alle essays in dit boek aftakkingen zijn geweest van het prozawerk: uitlopers, uitbreidingen, voortzettingen met andere middelen.
In enkele gevallen heeft dit geleid tot een afzonderlijke uitgave, zoals de Raster-delen over gestoorde teksten en over utopie, of tot bijdragen aan themanummers van Raster over Bacon, Flaubert, de kunst van het machine-lezen, het fragment. Voor het merendeel zijn de essays na Alle vlees (1980) geschreven.
Het eerste deel van dit boek bestaat uit opstellen over auteurs die van belang zijn geweest voor de ontwikkeling van de moderne literatuur. Ik laat die beginnen bij Flaubert, in het bijzonder diens onvoltooide werk Bouvard et Pécuchet. Zoals de moderne literatuur niet bestaat, is er ook niet één ontwikkeling. Er lopen meerdere lijnen, elkaar rakende of ontlopende, parallelle of elkaar kruisende lijnen door het werk van Flaubert, Multatuli, Dostojevski, Kafka, Joyce, Woolf, Musil, Valéry, Sarraute, Blanchot, Barthes en Beckett. Van die ingewikkelde geschiedenis heb ik niet meer dan steekproeven willen geven.
Pas achteraf besef ik dat de keuze van auteurs maar ten dele overeenkomt met een lijst van mijn ‘lievelingsauteurs’. Over Beckett heb ik een stuk geschreven, omdat ik geloof dat in zijn werk verschillende lijnen samenkomen; hij mocht dus niet ontbreken. Bovendien voelde ik mij aan hem verplicht, zó lang heeft zijn werk