een soort emblemen worden. Deze blijven, als elementen van een beeldraadsel, ook de basisgegevens wanneer de twee gesprekspartners elkaar wel verstaan. De gesproken taal voldoet echter zo weinig, dat ze mettertijd een gebarentaal ontwikkelen of nog slechts zwijgend, in gedachten, met elkaar kommuniceren. ‘Geen taal zonder bedrog’, heet het in De subtiele steden 3, later (in De steden en de tekens 5) subtiel, niet zonder verregaande konsekwenties, gewijzigd in de konklusie: ‘De leugen ligt niet in het verhaal, zij ligt in de dingen’. De illusoire identiteit van woorden en dingen, van stad en beschrijving, is een belangrijk thema in het boek.
Vijfenvijftig steden vertelt Marco Polo. Deze vertelde steden heeft Calvino volgens een vernuftig systeem aaneengeschakeld. De kursieve gedeelten, waarin de Kan en Marco Polo als twee spelers tegenover elkaar staan, openen en besluiten de negen hoofdstukken. De vijfenvijftig steden die beschreven worden - in het eerste en laatste hoofdstuk tien, in de andere telkens vijf - bestaan uit elf groepen waarin steeds één aspekt centraal staat: de steden en de herinnering, de steden en het verlangen, de steden en de tekens, de subtiele steden, de steden en de uitwisselingen, de steden en de ogen, de steden en de naam, de steden en de doden, de steden en de hemel, de kontinue steden, de verborgen steden. Van elke groep worden vijf voorbeelden gegeven, volgens een weefsysteem dat op domino lijkt: begonnen met de herinnering, het verlangen en de tekens eindigt de textuur met de verweving van kontinue en verborgen steden. Elke beschrijving beslaat ongeveer één pagina. Dat alles vormt een kombinatorium met een duizelingwekkend aantal variatiemogelijkheden en betekenissen - elke stad is, afhankelijk van de blik, wens, belang van de inwoner of reiziger, een andere kombinatie, en sommige steden geven evenzovele beelden te zien als er verschillende inwoners zijn. Niet toevallig wordt een vergelijking gemaakt met het schaakspel: iedere vertelde stad een partij, en net als bij schaken hoeft men niet alle variaties gespeeld of uitgedacht te hebben om het spel in principe te beheersen.
‘Kublai Kan had gemerkt dat de steden van Marco Polo op elkaar leken, alsof de overgang van de ene stad naar de andere geen reis inhield maar een elementswisseling. Uitgaande van elke stad die Marco beschreef, namen nu de gedachten van de Grote Kan een vlucht; eerst haalde hij de stad stukje voor stukje uit elkaar, dan bouwde hij haar weer op een andere manier op door ingrediënten te vervangen, ze te verplaatsen, ze om te draaien. Intussen ging Marco door met het verslag van zijn reis, maar de keizer luisterde niet meer