minder idylliese geschiedenis herleven. De roman behelst een soort psychodrama, door de schrijver - blijkens de jaartallen van dezelfde leeftijd als Stingo - dertig jaar later te boek gesteld.
Nathan en Stingo zijn bekende figuren uit de amerikaanse literatuur: de joodse intellektueel, de bronstige adolescent, de jonge schrijver, de zuiderling in het brutale New York enzovoort - ze maken deel uit van dezelfde familie als de figuren van Malamud, Roth, Bellow, Wolfe, Faulkner, Salinger, Vonnegut, om maar enkele namen te noemen. Ik weet niet of het welbewust zo is gebeurd, maar bij Styron wordt hun rol overgeplant in een ander stuk (waardoor tevens kommentaar wordt geleverd op de gebruikelijke bezetting). Anders gezegd, hun typies amerikaanse rol spelen ze op een veel breder, histories toneel - als gevolg van het optreden van een minder bekend personage, Sophie Zawistowska. Zij is in de meest letterlijke zin een Fremdkörper in het Amerika van 1947, waar het grote publiek bitter weinig weet van wat er in Europa is gebeurd en nog steeds gelooft dat er vooral oorlog gevoerd werd tegen griezelige aziatiese spleetogen, een Amerika ook waar de intellektuele jeugd full-time bezig lijkt met psychoanalyse en seksualiteit. Tussen de bedrijven door geeft Styron daarvan enkele zeer plastiese staaltjes, waarvoor de seksueel uitgehongerde Stingo hem alle gelegenheid biedt.
Stingo is de eerste die van Sophie haar oorlogsverhaal te horen krijgt, zoals het ergens heet ‘een aria van nimmer eindigende droefenis’. Maar belangrijk is vooral hoe dat verhaal gedoseerd wordt: zij begint met leugens of halve waarheden, verzint op een moment van bezinning nieuwe leugens, en die leugens vormen het eigenlijke verhaal. Zij liegt niet omdat ze per se de waarheid wil verdonkeremanen maar veel meer uit zelfbescherming: als een aktieve vorm van vergeten. Er is ook geen waarheid in strikte zin, geen ware feiten die onthuld moeten worden; het gaat om belevenissen die ze niet heeft kunnen bevatten, laat staan verwerken. Met elke leugen die ze opgeeft raakt er een volgende korst los en komt er iets zeer pijnlijks bloot. Sophie's verwarde geschiedenis is ook niet op te lossen. Als dochter van een germanofiele poolse hoogleraar in de rechten heeft ze meegemaakt hoe haar vader, gekultiveerd intellektueel als geen ander, al ver voor de oorlog het programma van de Endlösung van de joden op schrift stelde. Wat antisemitisme betreft deden veel Polen niet onder voor de Duitsers, met dit verschil evenwel dat voor de Duitsers de ‘polak’, hoe pro-duits ook, minstens een even gehaat ongedierte was als de ‘smous’. Deze ironie was er