achtergelaten. We zijn haast geen stap verder gekomen. Als je de leugen wegneemt, dan staan we waar we staan. Het mag vreemd klinken, maar de erkenning van deze waarheid over de wereld gaf mij het eerste gevoel van vrijheid dat ik in jaren heb gehad.’ Op wereldschaal heeft die vrijheid een navrante keerzijde: ‘Er heerste nu een totale vrede, met name in die twee steden (in Japan, 1945, jfv). Het leed was echter geschied, en vele mensen begrepen dat de beertjes van nu af aan totaal nieuwe en ongekende mogelijkheden hadden om elkaar schade te berokkenen; geen enkele vorm van vernietiging was nu nog ondenkbaar: het ogenblik van de vrijheid was gekomen.’ Degene die de vrijheid kiest heeft een vlijmscherp mes in de hand: hij snijdt daarmee alles af wat raad, hulp en steun kan geven, hij is alleen, oog in oog met de dood. Wanneer echter de macht deze zelfde vrijheid usurpeert wordt de mens met een perverse ‘vrijheid’ gekonfronteerd, met een verstikkende tautologie.
Zo samengevat en geciteerd mag de levensvisie die de titel van de roman aanduidt abstrakt klinken, het knappe van Bjørneboe is evenwel dat zijn levensgeschiedenis geen vrijblijvende kultuurpessimistiese prediking oplevert noch een psychiatries geval uit vele. Een ziektegeschiedenis is het zeker, maar dan wel een waarvan niemand kan beweren dat hij er part noch deel aan heeft. Ziek was de hoofdpersoon zolang hij meende dat zijn depressies tekenen van een persoonlijke stoornis waren. Tien jaar lijdt hij eraan, drie jaren daarvan bracht hij door in een auto door Europa reizend met enkel wat boeken als bagage, logerend in hoerenhotels, permanent drinkend, en vechtend tegen geheugenverlies. De gaten in zijn geheugen zijn wonden. Wanneer de ervaringen het bewustzijn overbelasten, wanneer er een overdosis aan identiteit is (dat wil zeggen aan identifikatie met de gebeurtenissen in de wereld) slaan de zekeringen door en kan alleen verdringing hem redden. Een ander woord daarvoor is vergeten, of uitstellen, uit angst voor de vrijheid de beslissing uitstellen om hier en nu een eind te maken aan de intellektuele onderwerping en de geestelijke vernedering, aan de zonde tegen de Heilige Geest, zoals hij dat deel van zijn leven kenmerkt waarin hij nog niet wilde erkennen dat niet hijzelf maar de wereld ziek en vergiftigd was. Met het schrijven van protokollen vult hij de gaten in zijn herinnering. Het eerste protokol handelt over de mediese experimenten in nazi-Duitsland, het tiende en laatste protokol over het strafrecht (over beide onderwerpen schreef Bjørneboe inderdaad ook zelf een boek, respektievelijk in 1952 en 1960).