over de kampwetten dus: het uitvoeren van de macht door de veroordeelden, de bewustzijnsvernauwing en het bedrog.
Wat Borowski's bericht van een overlevende onderscheidt van vele andere ooggetuigeverslagen, is de onverbiddelijke weigering om zichzelf te (laten) bedriegen, overigens zonder dat in werkelijkheid echt te hebben kunnen verhinderen, want hij was een overlevende, dat wil - in zijn geest uitgedrukt - zeggen: een kannibaal. Hij beschrijft het bedrog dat hij aan den lijve ondervindt, heel letterlijk: het grootste bedrog is het zelfbedrog van de fysieke drang tot zelfbehoud (zonder dat er nog een zelf is), de hoop tegen beter weten in, die hij gewaar wordt in een verzelfstandiging van fysieke funkties. Die tegenstelling speelt voortdurend een belangrijke rol: iemand die rationeel de dood overtroeft, door hem te negeren, en die door het optimisme van zijn lichaam verraden wordt - die lafheid en sterkte van het lichaam heeft Borowski goed weten uit te beelden. De opstand van het lichaam is de drijfveer om te overleven en tevens een verloochening van het rationele inzicht. ‘Wij hebben niet geleerd de hoop op te geven en daarom sterven wij in het gas.’
Aan dit harde oordeel waag ik een ander paradoxaal oordeel toe te voegen: wat de verteller na afloop van de oorlog van het krematorium bevrijdt, is zijn wraakzucht. Voor zover die hemzelf betreft is het een verzet achteraf tegen de medeplichtigheid van het overlevende lichaam met de dood. Je kunt Borowski's verhalen cynies noemen, maar alleen als niet het cynisme bedoeld wordt van iemand die enigerlei waarde te verdedigen meent te hebben en ook niet de cyniese resignatie, maar eerder cynisme als zelfverloochening, het cynisme dat maar één hoop kent, zoals Benjamin het heeft uitgedrukt: de hoop der hopelozen. Zoiets moet ook Borowski voor ogen hebben gestaan, vandaar zijn galgenhumor, zijn sarkasme, zijn weigering van medelijden en zelfbeklag.
In het verhaal Mensen, die gingen worden op een gegeven moment de aantallen genoemd die door de schoorstenen gaan. Duizenden trekken langs twee wegen naar de oven. Een oude man stopt, laat in de greppel zijn broek zakken en dribbelt vervolgens de anderen achterna. ‘Men glimlacht geamuseerd wanneer men iemand ziet die zo'n haast heeft om in de gaskamer te komen.’ Dat mag grof klinken - uit de koker van iemand van een latere generatie zou het opgevat kunnen worden als epateren -, drie jaar kampervaring geeft Borowski het recht om grof te zijn. Autentieke beleving is een dubieus kriterium, indien gebruikt als alibi voor het onverwerkte van de beleving en als dwang tot kritiekloos meeleven. Borowski is zich