diggelen gaat. Dat laatste is een kwaliteit, maar kan ook een zwakte genoemd worden. In het boek wordt niets opgebouwd, er is alleen sprake van stukken en brokken (stukjes van vroeger, herinneringen, briefjes, associaties, kettingreakties). Drie pagina's zijn voldoende om het hele boek te kennen. Zo kan het ook gelezen worden, hap-snap, zonder veel te missen, of het moet zijn: het op de voet volgen van een repeterende breuk, de telkens weer met evenveel woede en spijt herkauwde breuk met vroegere vrienden - maar de jongens zijn, zoals bekend, niet meer onder elkaar.
‘(...) Cornelis Bastiaan Vaandrager, springlevend, maar gespannen, geëmotioneerd en geïsoleerd in een zwijgende schrijversbonje, de wedstrijd Sleutelaar-Vaandrager, eens onafscheidelijke vrienden, tans meer dan ooit verdiept in elkaar. Zij zijn duidelijk gebroejeerd, om een vergane adellijke uitdrukking te gebruiken. Vroeger zouden zij wellicht op de degen zijn gegaan. Zij zinnen op moderne verdelgingsmethoden? Wie gaat winnen? Wie heeft de grootste invloed qua Nieuwe Stijl? Welke rol spelen protagonist Jan Cremer, “oudste” Armando en “jongste” Hans Verhagen in deze nog weinig in kaart gebrachte Realiteit sedert het ophouden met verschijnen van de nieuwe stijl, de instant-geschiedschrijving van vier nieuwlichters, nu, anno 73, wellicht door volgelingen en lezers “verplicht” tot voortzetting van dit niet aan tijd gebonden, dus nimmer verouderende, dus “klassieke” tijdschrift-in-boekvorm dns.’ Zo ziet de historiese Realiteit er uit voor wie door glashard te geloven beloofde bergen kan verzetten.
Kortom, een boek over gekibbel in een letterkundig klubje? Vanwaar echter al die agressie, vanwaar al die spijt, en vanwaar al die opgekropte schrijfwoede? Het levert niet zoveel op, te zeggen dat Vaandrager het spoor bijster lijkt en dat de woede naar binnen geslagen is. Ik probeer een simpele verklaring. De Hef wordt geannonceerd als de roman van een generatie, dat is grootspraak zonder meer. Hoewel moeilijk nader aan te duiden is om welke generatie het gaat (de twens van vijftien jaar geleden die bang zijn definitief de boot te missen?), een dergelijk etiket past in elk geval uitstekend in het straatje van het vriendenklubje dat rond 1960 met veel publicisties aplomb probeerde de literatuur te bezetten als de generatie van Zestig die de Vijftigers zou opvolgen (na vergeefse moeite te hebben gedaan daar bij te horen!). Hun ervaring in het reklamewezen heeft hun, zoals het hoort, windeieren gelegd. Zo konden nog onlangs in de Haagse Post deze vier figuren beschreven worden als ‘de (roerloze) beweging van zestig’, ondanks het feit dat