Kunst als kritiek
(1972)–Jacq Firmin Vogelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
politieke kunst kontra estetisering van de politiekDertig jaar voordat Enzensberger zijn kritiek richtte op een zeker soort kritici dat zichzelf tot sacrosancte scheidsrechter had gepromoveerd, nam Walter Benjamin een soortgelijke groep van zijn tijd, dwz. het pre-fascistiese Duitsland, op de korrel. In de dichters van de Nieuwe Zakelijkheid, die ook in Nederland voor de oorlog en in gemoderniseerde vorm ook nu hun pendant hebben, zag hij de intellektuelen die de politieke strijd en de sociale ellende estetiseerden tot een konsumptieartikel. Het is geen (liberalistiese) attak op het links-radikalisme in het algemeen maar op een uitwas ervan, een bepaald aktivisme dat met ironie een daadwerkelike verandering in het onmogelike wegschuift. Wat hij vooral aanvalt is de zelfgenoegzaamheid van de kritici voor wie kritiek een esteties genoegen op zichzelf is geworden. De verloren positie van dit soort humanisties anarchisme, van de intellektuelen die boven alle partijen staan en zich de vrijheid toekennen zich aan niemand te hoeven binden, is door Benjamin uitvoeriger beschreven in Zum gegenwärtigen gesellschaftlichen Standort des französischen Schriftstellers (p. 264 e.v.). Het grote verschil van een linkse kritiek zoals die van Benjamin, en een fascistiese kritiek op de liberale kultuur is het inzicht in de verhouding van kultuur en politiek. Doordat hij oog had voor de historiciteit van kultuur kon hij voortdurend op zijn hoede zijn voor het samengaan en wederzijds versterken van kultuur en barbarij, kon hij uit de schaal van rationaliteit de irrationele kern breken. ‘Iets is nooit een kultuurdokument zonder tegelijk een dokument van barbarij te zijn,’ zegt hij in genoemd artikel: ‘De verhevenheid waarmee de kultuurgeschiedenis haar inhoud presenteert is voor de histories-materialist een schijn, en het produkt van een vals | |
[pagina 361]
| |
bewustzijn.’ Maar als hij konstateert dat de burgerlike ideologie van identiteit, vrijheid en schoonheid schijn is, dan is hij konsekwent marxist genoeg, om het daarbij niet te laten en zoals uiteindelik de fascisten deden te stellen dat het louter schijn is die dus ook maar vernietigd moet worden, maar ervan uit te gaan dat het steeds de schijn is van een waarheid, die in een burgerlike maatschappij niet te verwerkeliken is, alleen door een politieke omwenteling. |
|