Kunst als kritiek
(1972)–Jacq Firmin Vogelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| |
hans magnus enzensberger
| |
[pagina 349]
| |
sprake was waarover bij niemand misverstand kon bestaan, zolang de leraar zich aan de leerling, de spreker zich aan de toehoorder, de meester zich aan de discipel en de priester zich aan de gemeente vertoonde, bleef het bewustzijn, dat werd overgedragen, onzichtbaar, als iets dat vanzelf sprak. Zichtbaar is slechts wat ondoorzichtig is: pas wanneer de maatschappelijke overreding en overdracht van bewustzijn industriële afmetingen aanneemt wordt zij een probleem. De bewustzijnsindustrie is een kind van de laatste honderd jaren. Zij heeft zich zo snel en veelvuldig ontwikkeld dat haar bestaan, en de omvang ervan, zelf nu nog niet begrepen wordt en ook bijna onbegrijpelijk is. Onze tijd blijkt weliswaar door de verschijnselen ervan geboeid en verontrust, maar de gangbare discussies zijn niet tegen het onderwerp opgewassen, alleen al niet omdat men er over het algemeen nauwelijks een voorstelling van heeft. Bij iedere nieuwe vertakking voelt men zich tot nieuwe uiteenzettingen en een nieuwe kritiek gedrongen, alsof bijvoorbeeld met het verschijnen van de geluidsfilm of de televisie iets volslagen nieuws zijn intrede heeft gedaan. Maar het is onmogelijk de aard van de zogenaamde massamedia te doorgronden, wanneer men slechts van technologiese veronderstellingen en voorwaarden uitgaat. Evenmin wordt met de naam kultuurindustrie, waarmee men zich tot nu toe heeft beholpen, de zaak zelf gedekt. Hij is afkomstig van kritici die zich door een gezichtsbedrog hebben laten leiden en die zich zonder slag of stoot door de samenleving eenvoudig bij het zogenaamde kulturele leven hebben laten indelen - vandaar dat zij de noodlottige naam van kultuurkritici dragen en er ook nog blij en trots om zijn dat hun op die manier bewezen wordt hoe onschadelijk zij zijn, blij en trots ook dat hun bedrijvigheid als een ernstige bezigheid wordt beschouwd. In elk geval wijst de naam, hoe onduidelijk ook, op de oorsprong van het ‘maatschappelijke produkt’ dat wij bewustzijn noemen. De industrie heeft er part noch deel aan. Het machteloze woord kultuur is er om ons daaraan te herinneren, want bewustzijn, zelfs nog als | |
[pagina 350]
| |
zelfbedrog, kan op industriële wijze weliswaar gereproduceerd en opgewekt maar niet geproduceerd worden. Maar hoe dan wel? Door het gesprek van de ene mens met de ander. Het gesprek is een maatschappelijke handeling, maar de enkeling kan niet door teamwork of kollektief worden vervangen en helemaal niet door een industrieel proces. Deze waarheid als een koe maakt deel uit van de paradoxale aard van de bewustzijnsindustrie en verklaart voor een belangrijk deel waarom zij zo onbegrijpelijk blijft. De bewustzijnsindustrie is een monster omdat zij er nooit op uit is zelf iets te produceren maar altijd slechts om het geproduceerde door te geven. Het is haar te doen om produkten die, in eerste en tweede instantie, van andere zijn afgeleid, om alles waarvan het effekt langzaam doorsijpelt, alles wat vervangbaar is in wat door haar wordt vermenigvuldigd en aan de man gebracht. Zij verandert het lied in een schlager, de gedachte van een Karl Marx in een holle leuze. Daarmee wordt ook de plek aangegeven waar zij, ondanks haar overmacht, kwetsbaar is en waarvan zij niets wil weten. Filosofie, muziek, kunst en literatuur - alles waarvan zij, al is het slechts in laatste instantie, leeft wordt door haar terzijde geschoven, onschadelijk gemaakt, ondergebracht in reservaten waar het, zogenaamd voor zijn eigen veiligheid, in verzekerde bewaring wordt gehouden. Een dergelijke verdringing van alles waarop de kultuurindustrie teert, wordt door de naam in de hand gewerkt. Hij geeft een te onschuldige voorstelling van het verschijnsel en verduistert onze blik op de maatschappelijke en politieke gevolgen die uit de industriële overdracht en verandering van bewustzijn voortvloeien. Andersom wordt door de kritiek, die zich met ideologieën en politieke propaganda bezighoudt, de draagwijdte van de bewustzijnsindustrie miskend, doordat zij de uitwerking ervan tot de politieke theorie en praktijk in engere zin beperkt ziet - alsof ons door de industrie alleen leuzen worden doorgegeven en alsof het mogelijk zou zijn uit het publieke bewustzijn een particulier bewustzijn af te zonderen dat uit | |
[pagina 351]
| |
zichzelf in staat zou zijn oordelen te vellen. Terwijl over nieuwe techniese hulpmiddelen zoals radio, film, televisie en grammofoonplatenindustrie en over machtsmiddelen als propaganda, reklame en public relations ijverig en afzonderlijk wordt gediscussieerd, wordt de bewustzijnsindustrie in haar geheel buiten beschouwing gelaten. De journalistiek, als oudste en in veel opzichten leerzaamste tak, wordt bijvoorbeeld in dit verband nauwelijks genoemd: vermoedelijk omdat zij niet langer als kulturele nieuwigheid en techniese sensatie kan gelden. Mode, vormgeving, godsdienstig onderricht en toerisme worden als onderdelen van de bewustzijnsindustrie nog nauwelijks erkend en onderzocht, en ook hoe ‘wetenschappelijk’ bewustzijn langs industriële weg wordt opgewekt zou aan het voorbeeld van de nieuwe fysika, de psycho-analyse, de sociologie, de opiniepeiling en andere wetenschappelijke methoden eerst nog moeten worden bestudeerd. Maar wat ons vooral niet duidelijk genoeg voor ogen staat, is dat de bewustzijnsindustrie nog tot volle ontplooiing moet komen en dat zij zich tot nu toe niet van haar kern, de opvoeding, heeft meester gemaakt. De industrialisering van het onderwijs is in onze tijd nog pas begonnen. Terwijl wij nog in een strijd om lesroosters, onderwijssystemen, gebrek aan leerkrachten en opbouw van het onderwijs gewikkeld zijn, worden de techniese middelen reeds gereed gehouden waardoor elk gesprek over een vernieuwing van het onderwijs tot een anachronisme wordt gemaakt. De bewustzijnsindustrie zal ons reeds in de naaste toekomst noodzaken nota van haar te nemen als van een radikaal nieuwe en snel toenemende macht die niet langer met dezelfde maten gemeten kan worden als aan haar begin. Zij is de eigenlijke sleutelindustrie van de twintigste eeuw. Waar tegenwoordig een hoogontwikkeld land wordt bezet of bevrijd, waar het tot een staatsgreep, een revolutie of een omwenteling komt, maakt het nieuwe regiem zich niet meer in de eerste plaats van de straat en van de centra voor de zware industrie, maar van de zenders, de drukkerijen, de | |
[pagina 352]
| |
telefoon- en telegraafcentrales meester. Terwijl de managers en de specialisten in de zware industrie, in de industrie van verbruiksartikelen en in het bestuursapparaat hun posities over 't algemeen kunnen handhaven, wordt het personeel van de bewustzijnsindustrie onverwijld vervangen. Uit deze extreme omstandigheden blijkt zonneklaar haar sleutelpositie.
Vier voorwaarden voor haar bestaan kunnen op het eerste gezicht worden opgespoord en in het kort vermeld: 1. Voorlichting, in de ruimste betekenis, is een filosofiese eis voor alle bewustzijnsindustrie. Zij is op de mondige mens aangewezen, ook waar zij erop uit is hem de mond te snoeren. Zij kan haar monopolie pas vestigen, wanneer het monopolie van de theokratie is verbroken en tegelijk daarmee het geloof aan openbaring, ingeving en een heilige geest die bij monde van de priester tot ons spreekt. Sinds de Tibetaanse theokratie heeft opgehouden te bestaan, is overal ter wereld aan die voorwaarde voldaan. 2. De politieke voorwaarde voor de bewustzijnsindustrie is de afkondiging (niet de verwerkelijking) van de rechten van de mens, vooral van het recht op vrijheid en gelijkheid. Het historiese voorbeeld vinden wij, voor Europa, in de Franse Revolutie, voor de kommunistiese landen in de Oktoberrevolutie en voor de Amerikaanse, Aziatiese en Afrikaanse landen in de bevrijding van het kolonialisme. Pas door de fiktie dat elk mens het recht heeft om over de lotgevallen van de gemeenschap en over zijn eigen lotgevallen te beslissen, verandert het bewustzijn, waarin de enkeling zowel als de samenleving ten opzichte van zichzelf leeft, in een politiek gegeven en maakt de overdracht van bewustzijn langs industriële weg tot een bestaansvoorwaarde voor elke toekomstige heerschappij. 3. In ekonomies opzicht moet aan de ontwikkeling van de bewustzijnsindustrie de primaire akkumulatie voorafgaan. Onder vroegkapitalistiese (of vergelijkbare) omstandigheden, dat wil zeggen zolang arbeiders en boeren slechts ter- | |
[pagina 353]
| |
nauwernood in staat zijn om uit de opbrengst van hun arbeid in hun levensonderhoud te voorzien, is een bewustzijnsindustrie niet mogelijk, maar ook niet noodzakelijk. In dit stadium wordt door de onverholen ekonomiese dwang de fiktie, alsof het proletariaat over zijn eigen staatsinrichting zou kunnen beslissen, volledig buiten werking gesteld. Voor de instandhouding van heersende minderheden zijn voorindustriële processen van bewustzijnsoverdracht voldoende. Pas wanneer de grondstoffenindustrie is opgebouwd en de massale fabrikatie van verbruiksartikelen gewaarborgd is, kan de bewustzijnsindustrie zich ontplooien. De verfijning van de produktiemiddelen vereist een steeds hogere graad van ontwikkeling, niet slechts bij de leidinggevende klasse, maar ook bij het merendeel der burgers. Pas wanneer de levensstandaard omhooggaat en de werktijd wordt verkort, is het hun mogelijk er een bewustzijn op na te houden dat zich boven een dof levensgevoel verheft. Daardoor komen krachten vrij die voor de machthebbers niet ongevaarlijk zijn. Dat proces kan men tegenwoordig in veel ontwikkelingslanden waarnemen, nadat het eerst lange tijd op kunstmatige wijze was vertraagd: in een snel tempo kan wel aan de politieke maar niet aan de ekonomiese voorwaarde voor een bewustzijnsindustrie worden voldaan. 4. Het ekonomiese proces van de industrialisering doet als vanzelf de laatste voorwaarden ontstaan, namelijk de technologiese, waarzonder bewustzijn niet langs industriële weg kan worden overgedragen. De grondslagen voor de radio-, film-, grammofoon- en televisietechniek werden pas aan het eind van de negentiende eeuw gelegd, dat wil zeggen op een tijdstip waarop de elektrotechniek reeds lang in de industriële goederenproduktie werd toegepast. De dynamo en de elektriese motor waren er eerder dan de versterker en de filmkamera. Deze historiese vertraging beantwoordt aan de ekonomiese ontwikkeling. De techniese voorwaarden voor het ontstaan van de bewustzijnsindustrie hoeven evenwel niet overal steeds opnieuw te worden veroverd: zij zijn overal eens en voor al aanwezig. | |
[pagina 354]
| |
Daarentegen zijn op het ogenblik slechts in de machtigste delen van de wereld de ekonomiese en politieke voorwaarden volledig in vervulling gegaan. Wel is de verwerkelijking ervan overal ophanden. Het is een proces dat niet teruggeschroefd kan worden. Daaruit volgt: elke kritiek op de bewustzijnsindustrie die eist dat zij wordt afgeschaft, is even hulpeloos als onzinnig. Een dergelijke kritiek komt neer op het voorstel zelfmoord te plegen, dat wil zeggen: de hele industrialisering terug te schroeven en te likwideren. Dat onze beschaving over de techniese mogelijkheden beschikt om zichzelf te likwideren, verleent aan de suggesties van haar reaktionaire kritici een makabere ironie. Maar dat was niet de bedoeling van hun eisen: alleen de moderne tijd, de massamens en de televisie zouden moeten verdwijnen. Zelf zouden die kritici gespaard willen blijven.
Toch zijn de afzonderlijke effekten van de bewustzijnsindustrie steeds weer opnieuw, en soms zeer scherpzinnig beschreven. Wat betreft de kapitalistiese landen heeft de kritiek zich vooral met de ‘massa-media’ en de reklame beziggehouden. Konservatieven en marxisten hebben elkaar al te gemakkelijk gevonden in het betreuren van het kommerciële karakter ervan. Dergelijke bezwaren raken niet de kern van de zaak. Ervan afgezien dat het nauwelijks immoreler is aan de vermenigvuldiging van nieuwsberichten of symfonieën geld te verdienen dan aan de vermenigvuldiging van autobanen; daarvan afgezien, wordt bij een dergelijke kritiek juist datgene over het hoofd gezien wat de bewustzijnsindustrie van alle andere onderscheidt. In haar meest geavanceerde onderdelen verhandelt ze namelijk helemaal geen waren meer: boeken en kranten, beelden en geluidsbanden vormen alleen een materiële basis die met de hogere ontwikkeling van de techniek steeds meer verdwijnt en alleen in haar traditionele takken, zoals bijvoorbeeld de uitgeverij, een aanzienlijke ekonomiese rol speelt. Alleen de radio al kan op geen enkele manier meer met een luciferfabriek vergeleken worden. Haar produkten zijn volledig | |
[pagina 355]
| |
immaterieel. Wat gemaakt en onder de mensen gebracht wordt zijn niet goederen, maar meningen, oordelen en vooroordelen, allerlei vormen van bewustzijn. Hoe meer de materiële vorm ervan op de achtergrond raakt en hoe abstrakter en zuiverder ze geleverd worden, hoe minder de industrie van hun verkoop zal bestaan. De koper van een geïllustreerd blad draagt al niet eens meer dan een fraktie tot de produktiekosten bij, maar de ontvanger van radio- en t.v.-programma's krijgt ze bijna of geheel voor niets, ze worden hem zelfs opgedrongen en nagegooid - om maar te zwijgen van de pure reklame en politieke propaganda. Ze hebben helemaal geen prijs en zijn niet meer te vangen onder het begrip kommercie. Iedere kritiek van de bewustzijnsindustrie die alleen op haar diverse kapitalistiese verschijningsvormen is gericht, schiet tekort en gaat voorbij aan datgene wat radikaal nieuw en typies aan haar is en wat haar eigenlijke prestatie uitmaakt. De beslissende faktor daarbij is niet of althans niet in de eerste plaats het maatschappelijke systeem dat zich van haar bedient, ook niet of ze door de staat of volgens publieke of private belangen wordt geregisseerd, maar is haar maatschappelijke taak. De taak die de bewustzijnsindustrie nu zo goed als haast overal heeft is: de bestaande machtsverhoudingen, van welke aard ze ook zijn, te vereeuwigen. Ze moet bewustzijn alleen opwekken om het uit te buiten. Laten we proberen eerst enige klaarheid te brengen in het begrip immateriële uitbuiting. In het stadium van de primaire akkumulatie staat in alle landen de materiële uitbuiting van het proletariaat op de voorgrond; zoals bijvoorbeeld te zien is aan het stalinistiese Rusland en rood-China geldt dit ook voor kommunistiese samenlevingen. Maar zogauw als dit stadium ten einde loopt, wordt duidelijk dat uitbuiting niet alleen een ekonomies feit maar ook een zaak van het bewustzijn is. Wie heer is en wie knecht, wordt niet alleen uitgemaakt door het feit wie over kapitaal, fabrieken en wapens beschikt maar ook steeds duidelijker door het feit wie over het bewustzijn van de anderen kan beschikken. | |
[pagina 356]
| |
Zodra de produktie van materiële goederen zich voldoende heeft uitgebreid, blijkt de kracht van de oude parolen zelfs nadat ze tientallen jaren door ekonomiese druk, crises en terreur onderdrukt zijn geweest. Ze kunnen door niets herroepen worden. Vanaf het moment dat deze parolen zijn uitgegaan, verliest elke macht in principe haar zekerheid en wordt ze afhankelijk van de instemming van de individuen die aan haar onderworpen zijn; ze moet zich inspannen om deze instemming te verkrijgen en voortdurend moet ze zichzelf rechtvaardigen, zelfs nog als ze alleen steunt op de macht van de wapens.Ga naar eind3. Materiële uitbuiting moet zich verschuilen achter immateriële uitbuiting en de instemming van de beheersten verwerven met nieuwe middelen. De akkumulatie van politieke macht overvleugelt de akkumulatie van bezit. Er wordt niet alleen meer beslag gelegd op arbeidskracht, maar bovendien op het vermogen tot oordelen en besluiten. Wat wordt afgeschaft is niet de uitbuiting maar het bewustzijn ervan. In de industriële maatschappij wordt een begin gemaakt met de eliminatie van alternatieven, aan de ene kant dmv. verboden, censuur, en staatsmonopolie op alle produktiemiddelen van de bewustzijnsindustrie, aan de andere kant door ‘zelfkontrole’ en ekonomiese druk. Inplaats van een materiële ontstaat een immateriële verpaupering die het duidelijkst tot uitdrukking komt in het feit dat er voor de individuen steeds minder politieke mogelijkheden overblijven: tegenover een massa van politieke havenots, over wier hoofden heen zelfs de beslissing van een kollektieve zelfmoord geveld kan worden, staat een steeds kleinere groep die alle politieke macht in handen heeft. De belangrijkste prestatie van de bewustzijnsindustrie vandaag de dag is, dat deze toestand door de meerderheid geaksepteerd en vrijwillig verdragen wordt. Maar met alleen haar aktuele verschijningsvormen te noemen is evenwel het wezen ervan niet afdoende beschreven. Evenmin als men uit het bestaan van een tekstiel- en staalindustrie kan opmaken dat er kinderarbeid en deportaties plaatsvinden, volgt uit de aanwezigheid van de bewustzijns- | |
[pagina 357]
| |
industrie de immateriële uitbuiting waarmee we nu allerwegen worden gekonfronteerd. Bewustzijn, oordeel, de mogelijkheid om besluiten te nemen, worden niet alleen door haar als een abstrakt recht bij ieder afzonderlijk individu voorondersteld maar worden telkens weer opnieuw, als haar eigen tegenspraak, door haar voortgebracht. Alleen krachten die aanwezig zijn kunnen worden uitgebuit, en om ze te temmen en dienstbaar te maken aan de macht moeten ze eerst worden opgewekt. Vaak is opgemerkt dat het niet mogelijk is zich aan de greep van de bewustzijnsindustrie te onttrekken, wat steeds als bewijs gezien werd voor het gevaarlijke karakter ervan. Maar wanneer de bewustzijnsindustrie tot gevolg heeft dat alle individuen deelnemen aan het geheel, kan dit best zijn terugslag hebben op degenen in wier dienst het gebeurt. Ze kan haar eigen beweging niet stuiten, en er komen noodzakelijk elementen uit naar voren die indruisen tegen haar huidige opgave, nl. de bestaande machtsverhoudingen te stabiliseren. Deze beweging brengt met zich mee dat de bewustzijnsindustrie nooit geheel en al onder kontrole gebracht kan worden. Ze kan alleen tot een gesloten systeem worden gemaakt ten koste van haar verdere voortbestaan, dwz. als men haar zelf met geweld bewusteloos maakt en afziet van diepere effekten. Maar deze effekten kan nu al geen enkele macht meer missen. De dubbelzinnigheid die gelegen is in het feit dat de bewustzijnsindustrie haar konsumenten eerst moet verschaffen wat ze hen wil afnemen, herhaalt zich in nog meer toegespitste vorm als men haar producenten, de intellektuelen, in ogenschouw neemt. Al is het zo dat niet zij over het industriële apparaat beschikken maar omgekeerd het apparaat over de intellektuelen beschikt, dan is toch ook deze verhouding beslist niet ondubbelzinnig. Vaak genoeg heeft men de bewustzijnsindustrie verweten dat ze ‘kultuurwaarden’ uitverkoopt. In de praktijk blijkt hoezeer ze op de werkelijke produktieve minderheden is aangewezen omdat als ze hun aktuele werken afwijst, daar deze met haar politieke opgave onverenigbaar zijn, een beroep moet doen op de diensten | |
[pagina 358]
| |
van opportunistiese intellektuelen en aanpassing van oude kultuurwaarden die al doende onder hun handen wegrotten.Ga naar eind4. De primaire krachten kunnen de beheersers van de bewustzijnsindustrie, wie het ook zijn, haar niet verschaffen; ze hebben die juist te danken aan die minderheden die ze zouden moeten laten verdwijnen: de scheppende persoonlijkheden die door haar als randfiguren veracht of als beroemdheden onschadelijk gemaakt worden, en wier uitbuiting de uitbuiting van de konsumenten pas mogelijk maakt. Wat voor de afnemers van de industrie geldt, geldt zeker voor de producenten: ze zijn partner en vijand tevens. Terwijl ze bezig is met de vermenigvuldiging van bewustzijn, vermenigvuldigt ze haar eigen tegenstrijdigheden en vergroot het verschil tussen wat haar is opgedragen en wat ze bewerkstelligt. Iedere kritiek op de bewustzijnsindustrie die deze dubbelzinnigheid niet ziet is nutteloos en gevaarlijk. Hoe dwaas dit is blijkt wel uit het feit, dat de meesten die zich met haar bezighouden hun positie geheel buiten beschouwing laten, alsof kultuurkritiek niet zelf een deel is van wat ze bekritiseert en alsof ze zich zou kunnen uiten zonder van de bewustzijnsindustrie gebruik te maken, of eerder: zonder dat die van haar gebruik maakt.Ga naar eind5. Al het ondialektiese denken heeft hier zijn rechten verloren en iedere weg terug is uitgesloten. Ook verloren is degene die zich uit afkeer tegen industriële apparaten terugtrekt in een zogenaamde eksklusiviteit, want de invloed van de industriële voorbeelden heeft zich allang uitgestrekt tot zelfs in de bijeenkomsten van conventikels. Hoe dan ook moet er een onderscheid gemaakt worden tussen integriteit en defaitisme. Het gaat er niet om uit onmacht de bewustzijnsindustrie te verwerpen maar juist om op haar gevaarlijke spel in te gaan. Daarvoor is nieuwe kennis nodig, en een waakzaamheid die verdacht is op iedere vorm van dwang. Door de snelle ontwikkeling van de bewustzijnsindustrie waardoor ze een sleutelpositie verwerft in de moderne maatschappij verandert ook de maatschappelijke rol van de in- | |
[pagina 359]
| |
tellektueel. Hij wordt gekonfronteerd met nieuwe gevaren en nieuwe mogelijkheden. Hij moet rekening houden met nieuwe en subtiele metoden om hem om te kopen en te chanteren. Vrijwillig of niet, bewust of onbewust wordt hij tot medeplichtige van een industrie wier lot van hem afhankelijk is zoals hij van het hare, en wier huidige opgave nl. de gevestigde macht te verstevigen, met de zijne onverenigbaar is. Wat hij ook doet, hij zet meer op het spel dan alleen wat hem toebehoort. |
|