Kunst als kritiek
(1972)–Jacq Firmin Vogelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
kunst als negatie en negatie van de kunstZoals bij de andere maatschappij-kritici speelt ook bij Marcuse de kunst een bizondere rol, omdat zij meer dan enige andere sektor van deze samenleving een ruimte voor het ontstaan van alternatieven heeft behouden. De kunst kan alleen een nieuwe werkelikheid ontdekken en scheppen door de oude te niet te doen, door de normale waarneming waarin dingen als toevallige gebruiksvoorwerpen en mensen als funktionarissen gezien worden te verstoren om de dingen weer als dingen en de mensen weer als mens te leren zien. Marcuse, wiens ideeën in nauwe samenwerking met de andere leden van het Institut für Sozialforschung ontwikkeld werden en in de laatste jaren tot het krities ferment van de internationale studentenbeweging zijn gaan behoren, kent de kunst een soortgelijke funktie toe als aan de marginale groeperingen in de kapitalistiese maatschappij, - dat hij hierin vaak in een te groot optimisme ten aanzien van het reëel mogelik is vervallen, is onvermijdelik voor ieder kritikus die op hoop bouwt in een maatschappij waarvan juist Marcuse zo indringend het totalitaire karakter heeft beschreven. Bron van misverstand in de diskussies over het realisme (zie de inleidingen bij Lukács en Brecht) was niet in de eerste plaats de vraag naar het hoe, maar de vraag wát voor realiteit door de kunstenaar moest worden weergegeven. De latere Lukács verwierp avantgardisten als burgerlike pessimisten en pleitte voor een kunst die het positieve zou representeren. Hij scheen daarbij zijn vroegere dialektiek te vergeten omwille van een positieve moraal, en schakelde de tegenspraak tussen wezen en verschijning uit ten gunste van een eenheid, - vandaar dat volgens hem ook het kunstwerk een eenheid moest zijn, montage e.d. was daarom uit den | |
[pagina 327]
| |
boze. Brecht ging het daarentegen juist om de tegenstelling tussen wezen en verschijning, en om die tegenspraak uit te kunnen drukken waren nieuwe technieken vereist. Verwaarlozing van het typiese van de techniek in de kunst, wat het gevolg was van het feit dat Lukács kunst ondergeschikt maakte aan de wetten van het bestaande, betekende de ‘vorm’ beroven van haar materiële fundament: kunst en literatuur vormen een deel van de werkelikheid, maar door hun produktievorm en de vormen die ze tot stand brengen verschillen ze ervan of zijn er zelfs mee in tegenspraak. Dit maakt de kern uit van Marcuse's opvattingen over kunst, en op grond daarvan analyseert hij de mogelikheden van kunst. In haar vorm anticipeert ze op een toekomstige maatschappij: in haar produktievorm op een vrije arbeid, dwz. arbeid bevrijd van noodzaak en vervreemding, en in de vorm van haar produkten op een mogelike wijze van bestaan voor mensen en dingen. Daarop sluit hij de vraag aan of in de toekomst kunst nog wel zal bestaan: áls ze zal blijven bestaan is dat alleen mogelik als ze ‘illusies’ handhaaft en ‘illusies’ kreëert. Dat Marcuse de relativiteit ziet van zijn hypotesen voor wat betreft de situatie op dit moment, moge blijken uit het volgende citaat uit One-dimensional Man: ‘Geritualiseerd of niet, kunst blijft de rationaliteit van de negatie bewaren. In haar meest ontwikkelde vormen is ze de grote weigering (great refusal) - het protest tegen dat wat is. De manieren waarop de mensen en de dingen ertoe gebracht worden zichtbaar te worden, te zingen, te klinken en te spreken, zijn manieren om hun feitelijk bestaan te weerleggen, te doorbreken en weer opnieuw te scheppen. Maar deze wijzen van negatie betalen hun tol aan de antagonistiese maatschappij waarmee ze verbonden zijn. Los van het gebied van de arbeid, waarin de maatschappij zichzelf en haar gebrekkigheid reproduceert, blijft de door haar geschapen wereld van de kunst ondanks al haar waarheid een privilege en een schijn.’ | |
[pagina 328]
| |
Een inleiding in het filosofiese en politieke denken van Marcuse kan men vinden in de bundel Geweld en Vrijheid. Politieke opstellen (Permanente Kritiek, 1968). |
|