Kunst als kritiek
(1972)–Jacq Firmin Vogelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
affirmatieve literatuurfilosofie van lukácsVoor zijn kunstfilosofie heeft Adorno veel te danken gehad aan de vroege werken van Lukács, vandaar waarschijnlik de scherpe toon waarmee hij van leer trekt tegen de teoretiese zelfverminking van de latere Lukács. Hij toetst hem daarbij aan zijn eigen vroegere kriteria. De kategorie van de partijdigheid, die door Lukács zelf zo vaak in polemieken is aangegrepen wordt nu op hem toegepast, wat in zijn nadeel uitvalt. Wat Adorno in deze bespreking van Lukács' boek Wider den missverstandenen Realismus vooral aanvalt is een partijdigheid die tot louter legitimatie wordt wanneer ze de idealen gelijkstelt met de realiteit en op grond daarvan een manicheistiese verdeelsleutel gaat hanteren. Met name daarin zijn de sporen van de stalinistiese praktijk in Lukács' teorieën en maatstaven zichtbaar. Voor wat de literatuurkritiek betreft betekent dit, dat het artistieke produkt beoordeeld wordt naar externe, hier vooral filosofiese maatstaven, daarbij het specifieke verschil tussen de kenwijze van kunst en wetenschappelike kennis en het verschil tussen kritiek en ervaring buiten beschouwing latend, - filosofiese maatstaven overigens die gedikteerd worden door politieke belangen, zodat van de kunst positiviteit geëist wordt ter ondersteuning van een maatschappelike orde waarvan het hoogst dubieus is of ze een gerealiseerde socialistiese maatschappij genoemd kan worden; nog dubieuzer natuurlijk of alles wat van elders afkomstig is per definitie als dekadent en burgerlik kan worden afgedaan. Adorno gaat hier konkreet op in. Wat daarbij o.m. ter sprake komt is de praktiese of pragmatiese funktie van literatuur en het vraagstuk of kunst in wezen wel positief kán zijn, kwesties die ook al in het artikel van Benjamin (De | |
[pagina 220]
| |
auteur als producent) en Brechts Notities aan de orde zijn gekomen. |
|