Kunst als kritiek
(1972)–Jacq Firmin Vogelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
lucien goldmann
| |
[pagina 91]
| |
king kwam. Kortom, al deze analyses waren gericht op de relatie tussen bepaalde inhoudelijke elementen in de romanliteratuur en het bestaan van een gegeven sociale werkelijkheid, die onveranderd of zeer doorzichtig getransponeerd door de romans werd weerspiegeld. Maar de eerste vraag, die een sociologie van de roman had moeten stellen, is volgens mij de vraag, welke relatie er bestaat tussen de vorm van de roman als zodanig en de struktuur van de maatschappij, waarin die vorm zich heeft ontwikkeld, dwz. de vraag naar de relatie tussen de roman als literair genre en de moderne individualistische maatschappij. Vanuit struktureel oogpunt behoort de door Lukács en Girard beschreven romanvorm tot een werkelijkheid, die wordt beheerst door waarden, waarvan het sociale milieu van de hoofdpersoon onkundig is en die de hoofdpersoon zelf op een niet-authentieke wijze, op een ander niveau en via intermediaire faktoren tracht te achterhalen. Essentieel kenmerk van die werkelijkheid is, dat de authentieke waarden er tot impliciete waarden zijn gereduceerd en als direkt waarneembare grootheden of uitingen zijn verdwenen. In de werkelijkheid van deze romans is een positieve hoofdpersoon dus onmogelijk, omdat zo iemand juist wordt gekenmerkt door een helder en ondubbelzinnig besef van de waarden, die zijn leven beheersen. We hebben hier te maken met een bijzonder ingewikkelde literaire struktuur, waarvan men zich nauwelijks kan voorstellen, dat ze zomaar een keer als een zuiver persoonlijke kreatie, zonder enige relatie met de sociale werkelijkheid, door een schrijver werd verzonnen. Dat een literaire vorm van een dergelijke dialektische komplexe hoedanigheid eeuwenlang bij schrijvers uit verschillende landen wordt aangetroffen, dat ze zich ontwikkelt tot de vorm bij uitstek, waarin op literair gebied het gehalte van een eeuwenlange periode wordt uitgedrukt, zonder dat tussen deze vorm en de essentiële struktuurelementen van het sociale leven een zekere homologie, een zinvolle en begrijpelijke relatie zou bestaan, is volstrekt ondenkbaar. | |
[pagina 92]
| |
In werkelijkheid is het zo, dat tussen de struktuur van de romanvorm, die ik zojuist heb weergegeven, en de struktuur van de goederenruil in de liberale marktekonomie, zoals die door de klassieke ekonomen is beschreven, een duidelijke homologie bestaat. De natuurlijke en gezonde relatie tussen mensen en goederen is inderdaad de relatie, waarbij de produktie door het toekomstige gebruik, dwz. door de konkrete kwalitatieve eigenschappen van de goederen, door hun gebruikswaarde, wordt bepaald. Maar het kenmerk van de marktproduktie is juist, dat deze relatie uit het bewustzijn van de mensen verdwijnt, dat ze tot een impliciete relatie wordt gereduceerd door tussenkomst van een nieuwe ekonomisch-sociale eigenschap van de dingen, die door de marktproduktie pas tot ontwikkeling komt: de ruilwaarde. In alle vroegere vormen van samenleving moest de mens, als hij kleren nodig had of een huis, die goederen of zelf maken of ze krijgen van een ander, die ze kon produceren en die hem de produkten van zijn arbeid of op grond van bepaalde overleveringen, of op grond van autoriteit, vriendschap etc., of wel als tegenprestatie voor bepaalde eigen produkten moest of kon geven.Ga naar eind1. Maar als tegenwoordig iemand kleren of een huis nodig heeft, dan moet hij in de eerste plaats aan het geld zien te komen, dat voor de aankoop nodig is. Voor degenen, die kleren of huizen produceren speelt de gebruikswaarde van de door hen geproduceerde goederen geen enkele rol. In de ogen van de ondernemer is deze gebruikswaarde slechts een noodzakelijk kwaad, om, en dat is het enige wat hem interesseert, een ruilwaarde te verwerven, die zo groot is, dat zijn onderneming rendabel blijft. In de ekonomie, die verreweg de grootste sektor van het moderne sociale leven vormt, dreigen alle authentieke, op de kwalitatieve eigenschappen van voorwerpen en mensen gebaseerde relaties tussen mensen en dingen of tussen mensen onderling te verdwijnen. Ze worden vervangen door een reeks indirekte relaties van een lager niveau: door de zuiver kwantitatieve relaties tot de | |
[pagina 93]
| |
ruilwaarden. Natuurlijk blijven de gebruikswaarden bestaan en ze beheersen zelfs in laatste instantie het hele ekonomische leven, maar ze doen dat nog slechts impliciet, indirekt, en hun invloed blijft, precies zoals die van de authentieke waarden in de wereld van de roman, aan het bewustzijn van de mens onttrokken. Direkt en bewust doorleefd bestaat het ekonomische leven uit het gedrag van mensen, wier aktiviteit uitsluitend op ruilwaarden, dwz. op kwantitatieve, gedegradeerde waarden, is gericht. Er zijn verder nog wel een paar individuen - kreatieve mensen op de meest uiteenlopende gebieden - wier bewustzijn in de eerste plaats op de kwaliteit van hun produkten, dwz. op hun gebruikswaarde, is gericht en die juist daarom buitenstaanders en marginale figuren van het maatschappelijke leven worden, problematische individuen; en, tenzij ze slachtoffer worden van de romantische illusie (Girard zou zeggen: van de romantische leugen) van een radikale breuk tussen wezen en verschijning, tussen innerlijk leven en de uiterlijke maatschappelijke realiteit, kunnen zij zich natuurlijk evenmin illusies maken over de degradatie, die hun kreatieve aktiviteit in een voor de markt producerende samenleving ondergaat, zodra die aktiviteit naar buiten treedt, zodra ze boek wordt, schilderij, muzikale kompositie, kennisoverdracht, zodra ze een zeker aanzien verwerft en daardoor een bepaalde waarde, een ruilwaarde krijgt. Daar moet ik nog aan toevoegen, dat in de maatschappij die voor de markt produceert elk individu uiteindelijk als konsument van een bepaald goed dagelijks meer dan eens in de situatie komt te verkeren van iemand, die streeft naar het bezit van een bepaalde kwalitatieve gebruikswaarde, maar die slechts kan verwerven via de kwantitatieve ruilwaarden. Als we dit in het oog houden, is de ontwikkeling van de roman als literaire vorm geen verrassing meer. Zijn op het eerste gezicht zeer komplexe struktuur komt overeen met de struktuur van het dagelijkse leven in een samenleving, | |
[pagina 94]
| |
waarin de mensen de gebruikswaarden slechts door tussenkomst van de kwantiteit van de ruilwaarden, en dat wil zeggen door middel van een gedegradeerd gedrag kunnen verwerven en waarin elke poging zich direkt op de gebruikswaarden te richten eveneens, zij het ook op een andere wijze (die van de problematische individuen) gedegradeerde mensen moeten opleveren.Ga naar eind2. Aldus is de homologie tussen beide strukturen, tussen de belangrijkste vormen van de roman namelijk en de ruil in de liberale samenleving, zo groot, dat men van één enkele struktuur zou kunnen spreken, die op twee verschillende niveaus tot uitdrukking komt. Er komt nog bij, dat, zoals ik hierna zal trachten aan te tonen, de geschiedenis van de romanvorm, die beantwoordt aan de wereld van de verzakelijking, slechts kan worden begrepen, voorzover men haar met de vergelijkbare homologe en nauw verwante geschiedenis van de struktuur van de verzakelijking in verband brengt. Maar voordat ik enkele opmerkingen over de verwantschap van die twee ontwikkelingen ga formuleren, moet ik het voor de socioloog bijzonder belangrijke probleem ter sprake brengen, welke ekonomische processen het ontstaan van de literaire romanvorm mogelijk hebben gemaakt en duidelijk maken, welke wijzigingen wij op grond van de analyse van deze processen onherroepelijk zullen moeten aanbrengen in de traditionele opvatting over de sociologische afhankelijkheid van literaire werken. Eén ding valt meteen op: de traditionele schema's van de marxistische of niet-marxistische literatuursociologen zijn in het konkrete geval van de door mij zoëven vermelde strukturele homologie niet te gebruiken. De meeste bestaande werken over literatuursociologie gaan namelijk uit van de veronderstelling, dat er een relatie bestaat tussen de belangrijkste literaire werken en het kollektieve bewustzijn van de sociale groepen, binnen welke deze werken zijn ontstaan. Op dat punt bestond er geen essentieel verschil tussen het traditionele marxistische standpunt en het niet-marxistische literatuursociologische onderzoek, al moet men toegeven, | |
[pagina 95]
| |
dat de marxistische literatuursociologie vier belangrijke nieuwe ideeën in het onderzoek heeft ingevoerd, en wel: a. Het literaire werk is geen simpele afspiegeling van een empirisch gegeven kollektief bewustzijn, maar de uiterst koherente uitdrukking van het streven, dat het bewustzijn van een bepaalde sociale groep typeert - een bewustzijn, dat moet worden gezien als een dynamisch proces, dat een toestand van evenwicht tracht te bereiken (die dan met de zoëven genoemde koherentie identiek zou zijn). Wat op dit gebied, evenals op de meeste andere, de marxistische maatschappijopvatting onderscheidt van de positivistische, relativistische en eklektische sociologische scholen, is het feit, dat ze de kern van het sociologische onderzoek niet zoekt in het empirische kollektieve bewustzijn, maar in het theoretische, op grond van reële sociale processen gekonstrueerde begrip van het potentiële optimale bewustzijn, het enige begrip, dat ons in staat stelt het empirische kollektieve bewustzijn te begrijpen. b. De relatie, die bv. bestaat tussen kollektief bewustzijn en belangrijke literaire, theologische en filosofische werken, berust niet op een identiteit van inhoud, maar op een struktuurhomologie en een veel hogere graad van koherentie, die vaak in een gefantaseerde inhoud, die sterk afwijkt van de werkelijke inhoud van het kollektieve bewustzijn, kan worden uitgedrukt. c. Een werk, dat beantwoordt aan de geestelijke struktuur van de een of andere groep, kan in bepaalde, hoewel zeer zeldzame gevallen, worden geschreven door een schrijver, die met deze groep nauwelijks enige relatie onderhoudt. Het sociale karakter van een werk komt vooral tot uitdrukking in het feit, dat een individu nooit alleen in staat is een koherente geestelijke struktuur (die ik in mijn publikaties een levensbeschouwing heb genoemd) kan kreëren. Zo'n struktuur kan slechts worden uitgewerkt in het dagelijkse leven van alle tot een bepaalde groep behorende mensen, waarbij het kreatieve individu een optimale koherentie in deze struktuur aanbrengt en haar door zijn kreatieve ver- | |
[pagina 96]
| |
beeldingskracht of begripsmatig denkvermogen tot uitdrukking brengt. d. Het kollektieve bewustzijn is noch een primaire noch een zelfstandige struktuur. Het wordt impliciet ontwikkeld in het gedrag van alle individuen, die aan het sociale en ekonomische leven deelnemen.
Dat zijn, zoals men ziet, zeer belangrijke stellingen, die ongetwijfeld de konklusie rechtvaardigen, dat er een essentieel verschil bestaat tussen de marxistische denktrant en alle andere sociologische opvattingen. Niettemin blijft het een feit, dat de marxistische literatuurhistorici evenals de positivistische of relativistische literatuursociologen altijd zijn uitgegaan van de veronderstelling, dat het sociale leven op literair, artistiek of filosofisch gebied slechts door middel van het kollektieve bewustzijn, dat dan als schakel fungeert, tot uitdrukking kan komen. Maar wat het meeste opvalt aan de door mij in dit artikel gesignaleerde homologie is het feit, dat ze wel kan worden aangetoond tussen de strukturen van het ekonomische leven en de strukturen van een zeer belangrijke literaire vorm van expressie, maar dat er in het kollektieve bewustzijn zelf geen enkele andere struktuur te vinden is, die met die twee strukturen verwantschap vertoont, hoewel tot nu toe het kollektieve bewustzijn als de onmisbare schakel bij elke homologie of zinvolle, begrijpelijke relatie tussen de verschillende gebieden van het sociale leven werd beschouwd. De door Lukács en Girard geanalyseerde romanvorm is dus waarschijnlijk niet de transpositie en voortzetting van bewuste strukturen van deze of gene sociale groep door het medium van de verbeelding (en misschien geldt dit voor een veel groter gebied van moderne artistieke kreatieve aktiviteit), maar eerder een uitdrukking van het zoeken naar waarden, die door geen enkele sociale groep nog metterdaad wordt belichaamd en vertegenwoordigd maar door het ekonomische leven bij alle leden van de samenleving tot impliciete waarden worden gereduceerd. | |
[pagina 97]
| |
De traditionele marxistische these, volgens welke het proletariaat als de enige sociale groep moest worden beschouwd, die een nieuwe kultuur kon voortbrengen, omdat het in de verzakelijkte burgerlijke maatschappij niet was geïntegreerd, noch geïntegreerd moest kunnen worden, ging uit van de algemeen aanvaarde sociologische opvatting, dat elke belangrijke en authentieke kulturele schepping slechts het gevolg kan zijn van een principiële overeenstemming tussen de geestelijke struktuur van de individuele schrijver of kunstenaar en de struktuur van een min of meer omvangrijke sociale groep, die streefde naar een homogene maatschappelijke orde. In feite is deze marxistische analyse, tenminste wat de westeuropese maatschappij betreft, ontoereikend gebleken. Integendeel, inplaats van een eigen karakter te bewaren en als revolutionaire kracht tegen de verzakelijkte burgerlijke samenleving op te treden, is het westeuropese proletariaat grotendeels in deze samenleving geïntegreerd. Inplaats van de burgerlijke samenleving ten val te brengen en een socialistische maatschappij in het leven te roepen heeft het dankzij vakbeweging en politieke strijd in de kapitalistische wereld een relatief betere positie verworven, dan men op grond van de marxistische analyse had kunnen voorspellen. Niettemin is het kreatieve proces niet tot stilstand gekomen, hoewel het in de verzakelijkte samenleving aan steeds grotere gevaren is blootgesteld. Zowel de romanliteratuur als de moderne lyriek en schilderkunst zijn authentieke kultuurprodukten, die men evenwel noch met het reële, noch met het potentiële optimale kollektieve bewustzijn, van welke groep dan ook, in verband kan brengen. Voordat ik nu op de processen inga, die deze direkte afspiegeling van het ekonomische gedrag op het literaire scheppingsproces mogelijk hebben gemaakt en bewerkstelligd, wil ik wel vaststellen, dat zij, al schijnt ze op het eerste gezicht strijdig te zijn met alle tradities van de marxistische kultuuranalyse, niettemin een van de belangrijkste marxistische analyses van de bewustzijnsprocessen in de burgerlijke maatschappij, en wel de analyse van het warenfeti- | |
[pagina 98]
| |
sjisme en de verzakelijking, op verrassende wijze bevestigt. Deze theorie, die Marx als een van zijn belangrijkste ontdekkingen beschouwde, beweert inderdaad, dat in warenproducerende maatschappijvormen (dwz. in die maatschappijvormen, waarin de ekonomische aktiviteit overweegt of ernaar streeft de eerste viool te spelen) het kollektieve bewustzijn alle invloed verliest en er toe neigt, een simpele afspiegeling van het ekonomische leven te worden en in het uiterste geval geheel verdwijnt.Ga naar eind3. Zodoende bestond er tussen de theorie van het warenfetisjisme van Marx en de algemene theorie over het literaire en filosofische kreatieve proces bij de latere marxisten weliswaar geen kontradiktie, maar wel een zekere inkoherentie, omdat laatstgenoemden aan de konsekwenties die uit de bewering van Marx voortvloeiden - de bewering, dat in de warenproducerende maatschappij een ingrijpende verandering van het individuele en kollektieve bewustzijn optreedt en dus van de relatie tussen onder- en bovenbouw - nooit serieus aandacht hebben geschonken. De analyse van de verzakelijking, die Marx eerst voor het alledaagse en speciaal voor het ekonomische leven, Lukács voor het onderzoek van het filosofische en wetenschappelijke denken en het literaire scheppingsproces hadden ontwikkeld en toegepast en die later door een aantal andere marxistische theoretici op andere gebieden verder werd ontwikkeld en uitgewerkt en waaraan tenslotte ik zelf een vrij lang artikel heb gewijd,Ga naar eind3. lijkt aldus door de sociologische analyse van een bepaalde romanvorm op opvallende wijze bevestigd. Desondanks blijft de vraag onbeantwoord, hoe deze overgang van ekonomische naar literaire struktuur zich voltrekt in een samenleving, waarin die overgang zich afspeelt buiten het kollektieve bewustzijn om. Ter oplossing van dit probleem heb ik de voorlopige hypothese van de konvergerende invloed van vier verschillende faktoren opgesteld. Deze zijn: a. De ontwikkeling van de kategorie van de bemiddeling tot een fundamentele en primaire denkvorm in het bewust- | |
[pagina 99]
| |
zijn van de mensen in een burgerlijke samenleving - een ontwikkeling die haar oorsprong vindt in het gedrag van die mensen in de ekonomische sektor en in de ruilwaarde en die gepaard gaat met een krachtige impliciete tendens om een totaal vervalst bewustzijn te kreëren, dwz. een bewustzijn, waarin de waarde, die als medium optreedt, een absoluut karakter wordt toegekend en de waarde, die bemiddeld wordt, volledig verdwijnt; konkreter uitgedrukt: met een tendens om geld en sociaal aanzien tot absolute waarden te verheffen en het karakter van simpele intermediaire funktionaliteit, waardoor de verwerving van andere kwalitatieve waarden mogelijk wordt, eraan te ontnemen. b. Een aantal individuen in deze maatschappij, die krachtens hun wezen problematisch zijn, voor zover hun denken en doen beheerst wordt door een streven naar kwalitatieve waarden, waarbij ze zich evenwel niet volledig kunnen onttrekken aan de degraderende en intermediaire funktionaliteit, die het hele sociale leven in haar greep heeft. Tot dit soort individuen behoren in de eerste plaats de kreatieve persoonlijkheden: schrijvers, kunstenaars, filosofen, theologen en kreatieve praktici etc., wier denken en gedrag hoofdzakelijk wordt bepaald door de kwaliteit van hun produkten, zonder dat zij zich echter in de verzakelijkte maatschappij aan de invloed van de markt op hun bewustzijn kunnen onttrekken. c. In dezelfde mate, waarin het me onvoorstelbaar lijkt, dat een belangrijk werk de uitdrukking zou kunnen zijn van een zuiver individuele ervaring, lijkt het me aannemelijk, dat het literaire genre van de roman slechts kon ontstaan en zich ontwikkelen, voorzover zich gelijktijdig een gevoelsmatige, niet begripsmatig geformuleerde ontevredenheid en een gevoelsmatig niet-geverbaliseerd streven naar een direkte gerichtheid op kwalitatieve waarden ontwikkelde, of wel in de hele maatschappij, of, wat me veel waarschijnlijker lijkt, onder de middenklasse, waar de meeste schrijvers uit afkomstig zijn. d. Tenslotte moet nog het bestaan van een serie waarden | |
[pagina 100]
| |
in de liberale marktekonomie worden gesignaleerd, die weliswaar geen bovenpersoonlijk karakter hebben, maar wel aanspraak maken op algemene geldigheid en binnen deze maatschappij die ook bezitten. Het zijn de waarden van het liberale individualisme, die het bestaan van een vrije markt met zich meebrengt (vrijheid, gelijkheid en eigendom in Frankrijk, beschavingsideaal in Duitsland, met de daaruit afgeleide waarden als verdraagzaamheid, mensenrechten, ontplooiing van de persoonlijkheid etc.). Op grond van dit individualistische waardensysteem ontwikkelt zich dan de biografie van het problematische individu en wel in de eerste plaats ten gevolge van de boven onder b. genoemde persoonlijke ervaring van de problematische individuen en verder door de innerlijke tegenstrijdigheid tussen individualisme en ontplooiing van de persoonlijkheid als algemene door de liberale burgerlijke samenleving tot ontwikkeling gebrachte waarden enerzijds en de krachtige beperkingen, die diezelfde maatschappij iemand oplegt, die die waarden eventueel wil realiseren, anderzijds.
Ik heb de indruk, dat dit hypothetische schema wordt bevestigd door het feit, dat een van de vier opgesomde faktoren, het individualisme, door de veranderingen in het ekonomische leven, met name door de overgang van de liberale konkurrentie-ekonomie naar de kartel- en monopolie-ekonomie (een verandering, die tegen het einde van de 19e eeuw inzet, maar waarvan het zwaartepunt volgens de meeste ekonomen tussen 1900 en 1910 ligt) werd ontkracht en elke mogelijkheid van praktische realisering verloor. In overeenstemming daarmee kan men een verandering van de romanvorm konstateren, die haar uitdrukking vindt in een voortschrijdende vervaging van de hoofdpersoon, die tenslotte geheel verdwijnt. Ik geloof dat dit proces van verandering heel schematisch door het bestaan van twee opeenvolgende perioden kan worden beschreven. Eerst is er een overgangsperiode, waarin het verdwijnen van de betekenis van het individu tot pogingen leidt, de | |
[pagina 101]
| |
biografie als inhoud van de roman door konkretisering van andere, uit andere ideologieën afkomstige waarden te vervangen. Want al bleken die andere niet-individualistische ideologen niet bij machte te zijn een eigen literaire vorm van expressie tot ontwikkeling te brengen, ze konden eventueel wel worden benut om een reeds bestaande literaire vorm, die op het punt stond haar traditionele inhoud te verliezen, in stand te helpen houden. In dit proces zijn vooral de ideeën over de samenleving en sociale vormen en processen van belang, die de socialistische ideologie in het westerse bewustzijn had geïntroduceerd en ontwikkeld (instellingen, gezin, sociale groep, revolutie etc.). De tweede periode, die ongeveer met Kafka begint, tot de franse nouveau roman voortduurt en nog lang niet afgesloten is, wordt ten eerste gekenmerkt door de afwezigheid van elke poging de problematische hoofdpersoon en de individuele biografie door een andere inhoud te vervangen en voorts door de opkomst van een roman, waarin elk subjekt ontbreekt, dat naar authentieke waarden op zoek is. Natuurlijk zijn naast deze pogingen, de literaire vorm van de roman te redden door er een nieuwe inhoud aan te geven, die met de inhoud van de traditionele roman verwant was (de roman was altijd de literaire vorm van het problematische zoeken en de afwezigheid van positieve waarden), maar niettemin ook andere kenmerken vertoonde, ook andere vergelijkbare pogingen ondernomen om dezelfde sociale werkelijkheid uit te drukken (waarbij men van twee essentiële konstitutieve elementen van de traditionele roman, de psychologie van de problematische hoofdpersoon en het verslag van zijn bezeten manier van zoeken, afstand deed). Misschien is het mogelijk vanuit dit perspektief het toneel van de afwezigheid uit een bepaalde periode (Beckett, Ionesco, Adamov) en enkele aspekten van de nonfiguratieve abstrakte schilderkunst sociologisch te analyseren. Tenslotte wil ik nog een probleem te berde brengen, dat misschien tot nader onderzoek aanleiding zou kunnen geven. De door mij tot nu toe besproken romanvorm is op de | |
[pagina 102]
| |
keper beschouwd aktief en oppositioneel, ze is een vorm van verzet tegen de zich ontwikkelende burgerlijke samenleving, een individueel verzet, dat binnen de bestaande sociale groepen slechts op bepaalde gevoelsmatige, niet bewust geverbaliseerde psychische processen kon steunen, juist omdat het bewuste verzet tegen de samenleving, dat had kunnen leiden tot de ontwikkeling van literaire vormen van expressie, waarin een positieve hoofdpersoon mogelijk was geweest (in de eerste plaats het door Marx verwachte en voorspelde proletarische revolutionaire bewustzijn) binnen het kader van de westeuropese vormen van samenleving niet tot ontwikkeling is gekomen. De roman van de problematische hoofdpersoon ontpopt zich aldus, in tegenstelling tot de traditionele interpretatie, als een literair genre, dat weliswaar ten nauwste met de bourgeoisie en haar geschiedenis verband houdt maar geen uitdrukking is van het werkelijke of potentiële bewustzijn van deze klasse. Men moet daarom de vraag stellen, of zich naast deze literaire vorm van expressie misschien andere vormen hebben ontwikkeld, die de bewuste, reële waarden van de bourgeoisie adekwaat hebben uitgedrukt. Wat die vraag betreft veroorloof ik mij als volstrekt algemene en zeer hypothetische suggestie de mogelijkheid te opperen, dat het werk van Balzac waarvan men de struktuur juist vanuit dit gezichtspunt zou moeten analyseren, de enige belangrijke uitdrukking vormt van een door de bewuste waarden van de bourgeoisie - individualisme, streven naar macht en erotiek - gestruktureerde wereld, die de traditionele feodale waarden - altruïsme, caritas en liefde - verdringen. Mochten deze veronderstellingen bij verder grondiger onderzoek juist blijken te zijn, dan zou men ze in verband kunnen brengen met het feit, dat dit werk werd geschreven in een tijd, toen een op zichzelf a-historisch individualisme het bewustzijn struktureerde van een burgerklasse, die bezig was een nieuwe maatschappij op te bouwen en zich daarom op het hoogtepunt en in de krachtigste fase van haar feitelijke, historisch invloedrijke, aktiviteit bevond. Maar men | |
[pagina 103]
| |
moet zich vervolgens ook afvragen, waarom deze vorm van romanliteratuur op deze enkele uitzondering na in de geschiedenis van de westeuropese kultuur slechts een ondergeschikte rol heeft gespeeld, waarom het feitelijke burgerlijke bewustzijn en zijn idealen er noch in de 19e noch in de 20ste eeuw in slaagden een eigen literaire vorm van expressie te vinden, die men op een lijn zou kunnen stellen met andere belangrijke werken uit de geschiedenis. Ook hierover zou ik enkele algemene hypotheses willen formuleren. De door mij ontvouwde analyse stelt ons in staat, aan een van de belangrijkste kultuursociologische beweringen, die wij nu op elke vorm van authentieke kreatieve aktiviteit van toepassing kunnen achten, ook voor deze romanvorm geldigheid toe te kennen, een bewering, waartegen, voorzover ik tot nu toe heb kunnen vaststellen, zich als enige uitzondering slechts het werk van Balzac verzet. In dit werk kwam weliswaar een imposante door individuele waarden gestruktureerde literaire werkelijkheid tot leven, maar dat gebeurde op een moment, toen de door deze a-historische individualistische waarden geïnspireerde mensen bezig waren een ingrijpende historische omwenteling teweeg te brengen (een omwenteling, die strikt genomen in Frankrijk pas met het einde van de burgerlijke revolutie in 1848 werd afgesloten). Afgezien van deze uitzondering (die men misschien nog met enkele andere die we nog niet hebben waargenomen zal moeten aanvullen) lijkt mij de bewering gerechtvaardigd, dat elk waarachtig kunstzinnig of literair werk de individu transcendeert en door bovenindividuele waarden is gestruktureerd. ‘De mens gaat de mens te boven’ schreef ik eens, waarmee ik een weliswaar geringe maar niettemin essentiële verandering aanbracht in een uitspraak van Pascal.Ga naar eind4. Dat wil zeggen, dat de mens slechts authentiek kan zijn, voorzover hij weet en voelt, dat hij deel uitmaakt van een dynamisch geheel, en zich zelf ziet in een bovenindividueel transcendent perspektief. Maar het burgerlijke bewustzijn, dat evenals de burgerlijke samenleving is gebonden aan een | |
[pagina 104]
| |
ekonomische sektor van het menselijk gedrag, is juist daardoor de eerste a-historische en radikaal profane denkstruktuur in de geschiedenis. Het is een denktrant, die er toe neigt het bestaan van alles wat heilig is te ontkennen, of het nu gaat om de natuurlijke heiligheid van de transcendente religies of om de immanente heiligheid van een op de toekomst gebaseerde historische instelling. Dat is bovendien, dat lijkt mij tenminste, een van de redenen, waarom de burgerlijke samenleving de eerste vorm van een volstrekt a-esthetisch denken tot ontwikkeling heeft gebracht. De eigenlijke vorm van het klassiek-burgerlijke denken, het rationalisme, ontkent in zijn meest extreme vorm inderdaad het bestaan van kunst. Er is geen cartesiaanse of spinozistische esthetika en zelfs Baumgarten vindt de kunst slechts een vrij primitieve vorm van kennis. Het is daarom geen toeval, dat er, met uitzondering van enkele bijzondere gevallen, waarvan ik in dit artikel er een heb genoemd, het burgerlijke bewustzijn geen belangrijke literaire werken heeft voortgebracht. In een samenleving, die op de markt is gericht, zijn schrijvers en kunstenaars, zoals ik al zei, problematische, dwz. kritische figuren, in tegenstelling tot hen, die zich met de maatschappij verbonden voelen. Niettemin impliceert het burgerlijke verzakelijkte bewustzijn een thematische waardestruktuur, die in het geval van het individualisme soms een authentiek, soms ook een zuiver konventioneel karakter draagt. (Lukács noemde dat konventionele karakter het valse bewustzijn en sprak in extreme gevallen van de valsheid van het bewustzijn, Heidegger van het gepraat.) Deze authentieke of konventionele, in het kollektieve bewustzijn thematisch optredende stereotypen moesten naast de authentieke romanvormen een verstrooiingsliteratuur mogelijk maken in de vorm van werken, die op hun beurt eveneens de levensgeschiedenis van een individu beschreven, maar waarin de hoofdpersoon een positief karakter kon vertonen. Het zou interessant zijn de verwikkelingen na te gaan van deze secundaire vormen uit de ver- | |
[pagina 105]
| |
strooiingssektor, waarvan men ongetwijfeld zou kunnen aantonen, dat ze in het kollektieve bewustzijn van de bourgeoisie zijn geworteld. Men zou dan misschien - ik ben er niet aan begonnen - een vrij grote verscheidenheid van vormen ontdekken, van de primitiefste van het type Delly, tot de hoogstontwikkelde, die men misschien bij echte schrijvers als Alexandre Dumas of Eugène Sue zou kunnen aantreffen. Men zou misschien op dit niveau tegenover de nouveau roman ook enkele bijzonder geslaagde verhalende werken uit onze tijd moeten plaatsen, die bepaalde nieuwe vormen van het kollektieve bewustzijn tot uitdrukking brengen. Maar hoe het ook zij, ik geloof dat de uiterst schematische schets, die ik in dit artikel heb gegeven, het kader voor de eerste schreden van een sociologisch onderzoek van de vorm van de roman kan opleveren, een onderzoek, dat daarom zo belangrijk zou zijn, omdat het enig licht zou kunnen werpen op de bewustzijnsstruktuur van die groepen, waarop de manipuleringsinstrumenten die de positivistische sociologen aanduiden met de term mass media, de grootste invloed uitoefenen, dwz. op de bewustzijnsstruktuur van de middenklassen. |
|