Woensdag 25.
Kwade strop: we krijgen niets meer. De keukenmensen wilden het middageten in de
barak óók nog hebben, zoals wij het immers ook kregen. Gevolg: zijzelf krijgen
veel minder, wij niets meer. Sina M., de nieuwe voorarbeidster (Renate is aan
Friedmanns rancune ten offer gevallen, Theo is weg) is een sekreet. Vroeger
controleuse in een sigarettenfabriek, kan ze heel goed opjagen - met als enig
gevolg dat we te vroeg klaar zijn - maar slecht organiseren. Jacob schijnt blij
dat het werk hem uit handen wordt genomen, en bemoeit zich nergens meer mee. Wij
mannen zijn vooral het mikpunt, en onder de mannen juist weer de vier jongsten,
die toevallig ook de netsten zijn. Jaap G. durft weleens iets terug te zeggen;
ik (nog) niet, bij mij is de dreiging met ontslag nog effectief. Theo blijft 14
dagen weg, het is de vraag of met hem het eten terugkomt. Proeve van
conversatie: ‘U ziet er goed uit, meneer Wormser.’ ‘Ja, maar er is véél oedeem
bij.’
Ik voelde me beroerd vanmiddag, at niet mee van het galgenmaal. Het zijn de
zenuwen, die het afleggen tegen zo veel antipathieks. De Stürmer geeft een
getrouw beeld van de werkelijkheid, (maar een onvolledig: de ariërs
zijn niet beter;) ik zag het toen de oude zak E. met zijn ingeslagen
neus en kaalgeschoren boeventronie kopjes gaf en lief schalks keek om eten te
krijgen. De stortregen van invectieven, van Jacob, Sina, en van alle vrouwen,
wordt me te veel. Juist hoor ik dat morgenochtend alles om 5 uur op moet
staan.