9 juli.
Maandag vond men mijn bril terug. Ik heb het gevoel nu een kostbaar optisch
instrument gekregen te hebben, dat me in staat stelt als een arend kilometers
ver mijn prooi te zien, zoals vanmiddag een peukje, dat Edgar vallen liet. Alles
krijgt speelgoedkarakter, waarschijnlijk doordat ik als klein kind nog niet
bijziend was en de dingen nu weer zie door kinderogen. Het eten was gisteren
vooroorlogs goed, vandaag zó slecht als nog niet in Cayenne of Siberië ooit
vertoond! Een vaste politiek volgt men er niet mee, 't is alles toeval. De
Montenegrijnen zijn moordkerels, in lompen gehuld, heel wat anders dan die
rottige Italianen uit Benghasi. Als deze laatsten bidden (ze wonen in deze
barak, door de houten binnenmuur waaraan ik lig van ons gescheiden) blijkt dat
ze voor hetzelfde geld mohammedaan hadden kunnen worden. Het nietsdoen alleen
was vanmiddag voldoende attractie. Eergisteren gingen we om 3 uur plotseling
prikkeldraad aanleggen, waar heel veel haast bij was, terwijl men ons tot dan
toe als gekken had laten zwoegen aan bezighoudwerk. Doodmoe begonnen we, om 11
uur 30 's avonds waren we klaar en fris. Zoveel scheelt het, wat voor werk je
doet! Toch had ik vandaag de reactie.
Paps hoopt nu definitief in z'n eigen werk te komen (een jeugdpsychiater is
werkelijk hard nodig) en denkt dat het kan doordat de Montenegrijnen morgen gaan
werken. Bij de 1700 Hongaren, die vanmiddag eindelijk kwamen, en aan wie we een
groot deel van het kamp zijn kwijtgeraakt, schijnen veel Palestina-certificaten
te zijn. Omineus: die zaten in Boedapest dichter bij Istanboel dan hier.
Overigens zijn van het Palestina-transport al brieven uit Wenen binnen: prima
reis en behandeling. Onze voorraad is nu definitief op. Van de diepzinnige
din-