nachtelijk leven. Iedere ochtend hoorde je wie er deze nacht
waren weggehaald. Wat dat werkelijk betekende kunt u in dit boek lezen. Je te
moeten verschuilen achter de schoorsteen op je dak, achtervolgd door mannen met
geweren, machteloos om je kinderen te beschermen, machteloos om voor je ouders
op te komen. En terwijl dat gebeurt liggen je buren te slapen, ligt de hele
stad, het hele land te slapen, de stad en het land waar je dacht bij te horen,
en waar je nooit meer helemaal bij zult horen omdat je door een krankzinnige en
zijn volgelingen anders bent ingedeeld. (Daarom gingen na de oorlog veel van
deze ‘weggehaalden’ naar Israël, om daar door de Arabische Hitlers wéér gebruikt
te worden als uitwendige vijand en bliksemafleider van hun dictaturen -
waartegen de wereld zich weer niet durfde te verzetten, deze keer vanwege de
olie die we zo nodig hadden, en waardoor ook onduidelijk kon blijven of we ons
verzet zouden hebben als ze geen olie hadden gehad.)
Dit boek, het kampdagboek van Louis Tas, uitgegeven onder de naam Loden Vogel, en
zijn commentaar van vijftig jaar later, vertelt ons het verhaal van een van deze
weggehaalden. Zo zijn er zes miljoen te vertellen, en dat is een van de redenen
van de onbevattelijkheid van wat er gebeurd is. Je kunt ontzet zijn dat het zes
miljoen mensen is aangedaan, en je kunt ontzet zijn als je dit ene verhaal
leest. Maar beide tegelijk kun je niet, als je naar die ene kijkt verdwijnen de
miljoenen, als je naar de miljoenen kijkt verdwijnen de enkelingen. Maar over de
miljoenen wordt meer gepraat dan over de enkelingen, de personen die het
meemaakten.
Voor u ligt dus een bijzonder boek. Bijzonder omdat het eerste deel een verslag
is van een kamp op het moment dat het gebeurde, een dagboek, een verslag van een
verslaggever ter plaatse, wat al heel zeldzaam is, maar nog meer bijzonder omdat
de auteur, nu vijftig jaar ouder, zijn commentaar geeft op wat hij