Amsterdam, 23 april 1969
Beste vriend Bert,
Van Ada hoorden we dat je op het ogenblik liever zo weinig mogelijk telefoon aan je oor hebt. We kunnen daar inkomen - het is een vorm van onthouding waar ik zelf graag voor zou tekenen. Nu informeren we maar bij Ada naar je toestand, en gelukkig vertelde ze van de week dat het je een stuk beter gaat en dat je vooral mentaal weer bijgespijkerd bent. De berichten die we na ons bezoek aan Gapinge over je kregen gaven ons even het gevoel dat we je misschien te veel vermoeid hadden. Margje is weliswaar de rust in persoon, maar ik ben - net als jij - een driftige prater, die gauw begint te vlammen, zeker bij zo'n mooie Muscadet als jij schenkt. Het betekende voor ons veel, na zo'n tijd weer bij je te zitten en dat in een huis als De Oester, waarvan we ons wel wat hadden voorgesteld. Maar dit sloeg alles. Je hebt er, tot in het kleinste detail, je persoonlijk stempel op gezet - de orde doet nergens afbreuk aan de intimiteit. Het moet een beschikking geweest zijn, dat je je kon neerlaten in de buurt van de grootste ouwehoer van Nederland (die on top of that de beschikking heeft over een paar gouwe handen).
Heb je er enig idee van wanneer je uit de antroposofische hangmat ontslagen wordt? Ik weet dat je je er min of meer thuis voelt, maar ik vraag me toch af of ze daar wel genoeg voor je kunnen doen. Voor bestralingen moet je naar elders worden vervoerd, heb ik begrepen. Of passen ze die behandeling niet toe? Als het je enigszins mogelijk is, zou ik graag binnenkort de bloemlezing met je in elkaar zetten. Het hoeft niet lang te duren. In Gapinge zijn we het in principe al eens geworden over de dingen die er per se in moeten. Ik produceer een lijst met de in aanmerking komende gedichten en dan is het gewoon een kwestie van schiften.
Het verhaal dat ik je vandaag, bij wijze van toetje, had willen schrijven moet tot vrijdag in portefeuille blijven. Ik heb een paar vervelende vergaderingen, straks en morgen. Mocht je de lust niet kunnen bedwingen, bel dan even om te mel-