Wat een land daar! We hebben er lange wandelingen gemaakt over de diverse ‘wegels’, in een uitgestorven kroeg gezeten 's avonds laat met een dood Mortierorgel dat een hele wand besloeg, we zijn naar een cabrioleur gaan kijken, een in vettig leer verpakte Fransoos die met een vaart van 90 km op een berg autowrakken zou inrijden, maar daarmee wachtte, omdat er op het weiland nog te weinig betalende bezoekers waren, zodat we dit schouwspel moesten missen. Ik heb met Max boule gespeeld in het laantje naast zijn huis en met 2 punten verschil gewonnen. Prijs voor de winnaar: 1 fles whiskey. Het contact met de inboorlingen gaf me wel weer de bevestiging van wat dr. Julius Pée eens over zijn landgenoten heeft gezegd: ‘Belgen? 't Stoemste volk van de wèreld, maar iel artelijk, menier, iel àrtelijk!’
Zojuist twee ambtenaren van Rijksgebouwendienst te woord gestaan, die mijn huis kwamen bekijken voor het - misschien, wie weet, mogelijkerwijs - verbouwd zal worden volgens een plan van Jan Rietveld. Ik merk dat ik met mijn elleboog in de as van een van hun sigaren heb gezeten (door míj gepresenteerd uiteraard). Meneer Van de Wetering, met brilletje en korte grijze kuif, beklopte alles, en zijn makker meneer Hofstra, een vriendelijke kalende Groninger, schreef alles op. Naar het resultaat van deze samenwerking kan ik alleen maar gissen. Beiden stonden op de zolder langdurig te wiebelen op twee doorzakkende vloerdelen. ‘Zit geen balk onder’, zei v.d. Wetering. ‘Nee’, zei Hofstra, ‘daar zit kennelijk geen balk onder. Even verder kijken.’ En daarop gingen ze met zijn tweeën successievelijk op alle vloerplanken staan. Om de meter zat er een wiebel in. Ik zeg zo langs mijn neus weg: ‘Nou ja, het huis stáát er natuurlijk al een tijdje. Vroeger was dit de vliering van Witsen, weet u wel, de schilder Willem Witsen. Hij moest hier niet zo vaak zijn, dus een balk minder hier en daar was geen doodwond.’ Maar nu ontspon zich tussen de rijksgebouwers een technische dialoog over schroten, trekijzers en schietspoelen, die mij iets te hoog ging. ‘Kijk’, zei Van de Wetering ineens, ‘de schoorstenen zijn ook losgekomen!’ En verdomd, wat ik nog nooit gezien had: tussen schoorsteen en muur was een opening waar je je