Amsterdam, zeer goede vrijdag 1961
Lieve vrienden,
Onze kinderen zijn geheel verpaast en dubbel geglaceerd en als kinderen zo blij na aankomst van jullie schitterend pakket. Véél te veel, véél te veel, maar niettemin uiterst fijn. Hun dank en de onze sluiten wij hierbij in, je ziet hem niet, maar je kunt hem gemakkelijk voelen, hij is nog warm. De pronkstukken (prima overgekomen, dank zij de beproefde emballage, systeem Daamen) staan op tafel in een kring van welgedane kuikens, waakzame hanen en nijvere hazen. We zullen vandaag op de grond moeten eten, want de opstelling mag niet beroerd worden. Het zij zo. In het oosten zit men al eeuwen op de grond, en men is er alleen maar wijzer van geworden.
Het heeft ons erg goed gedaan, Bert, je stemgeluid weer eens te horen. Al die tijd hadden de berichten ons bereikt via je dierbaren en je dienstbaren, en dat gaf ons toch een eigenaardige gewaarwording, alsof je eigenlijk afwezig was. Nu pas hebben we zekerheid. Niets is zo levend als een stem. De jouwe rees en daalde, zette uit en kromp in, ging sneller en trager, werd warm en werd koud, je kon er de thermometer bij houden (wat vermoedelijk die avond ook nog wel gebeurd zal zijn). Binnenkort zul je dus weer gewoon een Verticaal Wezen zijn, wat per slot onze door de evolutie geforceerde bestemming is (ik weet niet of het wel zo leuk is; ik herinner me dromen waarin ik mij met grote snelheid viervoetig verplaatste, een ongekende sensatie, een soort triomfloop van het atavisme; en onze rugkwalen zijn, volgens de kenners, ook voornamelijk te wijten aan het feit dat wij rechtopgaand zijn). Wij hopen weldra de gelegenheid te krijgen met het oog te beschouwen wat wij via het oor reeds vernamen: een van top tot teen uit activiteiten bestaande