Er gebeuren geen wonderen(1963)–Bert Voeten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Een zomerdag Het licht is vroeg bij de hand. Het gaat de dag inrichten met boomsoorten, kleurverschillen. Het hangt de lucht vol duiven. In de ruiten ontsteekt het vuurwerk. Uit de schemer van ons geheugen roept het jeugd op, zomers ontwaken. Een ochtend dat je naar school reed met losse handen. Je hart te groot voor een borstkas van veertien jaar. Je blik jaloers op wat hem ontgaan kon. Je zag bij het park een vreemde auto. Je hield je vaart in. Alles werd avontuur - een zweedse wimpel, hoteletiketten, een vrouw met goudkleurig haar en lichte ogen die even je kant uit keken. Een man met houtvestershanden en steenrood wangvlees eiste haar pratend op. Heel de dag hield het beeld je vast. Je droomde een naam, een houten huis aan een meer, zeilboten, de grote meloen van de zon boven een pijnbos. Toen je een beurt kreeg lachte de klas onbedaarlijk. [pagina 20] [p. 20] De avond bracht je door met vrienden in een ijssalon. Zij waren stoeiziek. Je kon het aan niemand vertellen. Een zweedse vrouw, en een man met bakstenen kaken, een luciferskoning misschien. Aan het raam van je kamer werd je droefheid weldadig. Je ging er languit in liggen, naakt op het dek van je bed, luisterend, kijkend. Koplampen lieten hazewinden van licht over de wanden rennen. Een autohoorn huilde tot diep in je slaap. Vorige Volgende