15 Maart
In den namiddag liep ik door de Zandstraat. Het was koud. De wind rumoerde om den toren. Voor de geopende kerkdeuren stond een kleine, roode bestelauto. Twee mannen droegen er in lakens gewikkelde lijken uit. Een weeïge lucht stroomde naar buiten. Wat verderop tegen den muur leunde een man met een uitgeteerd gezicht. Hij keek mij aan, maar ik wist, dat hij mij niet zag. Aan de overzijde wrikten knapen de laatste houtresten uit een bouwval.
Het was zoo luguber en onwerkelijk. Honger, ellende en dood waren in deze straat vertrouwde buren. Ik bleef staan en voelde hoe de tijd zijn schimmel op mij afzette. Walgend ging ik verder.