1 Januari 1945
De overgang was bijna feestelijk, al behoorden de stemmen die hem verkondigden aan den oorlog, aan den vijand.
Een doffe kanonnade rolde van het IJ af over de oude stad, sloeg in zware golven uiteen tegen de verweerde gevels, die zich angstig verstoken hielden onder den toren. Luchtdoelmitrailleurs ratelden uitbundig, daartusschendoor mengden zich de sirenes van tallooze booten, hooge en lage tonen; stootend en bassend en gillend kondigden zij het nieuwe uur aan.
Tegelijkertijd sprong van alle zijden vuurwerk in den hemel, waarlangs een witte wintermaan voortschoof. Roode en groene vuurpijlen, zonnen, die duizendkleurige vonken sproeiden, draailichten en fonteinen dansten knetterend boven daken en gevellijsten uit.
Klokken sloegen langzaam, plechtig op den achtergrond. Hun geluid was nauwelijks te hooren. Het werd bruut overstemd door het gejoel der horde. De Dood stapte over op het nieuwe kalenderblad. Wanneer zal het Léven weer zingen aan de ramen? denk ik.