nu op het uur, neen, op de seconde. Elke nieuwe dag is een vreemd eiland in den tijd, met ongekende gevaren, schuilgaand in schrikwekkende vergezichten. Het instinct verdringt meer en meer den geest. Een vlucht in poëzie en wijsbegeerte staat gelijk met droomen terwijl het dak boven je hoofd wegbrandt. Het scheppen is meer dan ooit een loutere noodwendigheid; de geest móet zich ontladen, de psyche móet zich van haar innerlijke spanningen ontdoen, anders berst vandaag of morgen onze broze stoffelijkheid onder den druk van onuitgesproken gedachten en gevoelens.
De droom is geen droom meer, maar een nachtmerrie. Slechts de realiteit heeft zin op dit oogenblik: zelfbehoud ten koste van alles. Elkeen slaat nu de armen om het eigen lijf. Ik zie het overal rondom mij. Ik zie den levensgang van mijn volk; noch tragisch, noch heroïsch; nuchter, zakelijk en ietwat benepen. Terwijl de mof een marathon houdt met het noodlot in den nek, tippelt de Nederlander een straatje om, kijkt voorzichtig om de hoeken en maakt, dat hij op tijd binnen is, voor zijn kopje thee.