Intellect? Quatsch! Slechts lichamelijk prestatievermogen heeft zin en waarde. Een harde biceps is belangrijker dan een heldere kop. Leve het lage voorhoofd! Hersens zijn overbodige ballast. Een vecht-automaat, een pionier-van-den-arbeid hoeft immers niet te denken? Hitler en zijn staf denken voor hen. Andere denkers zijn gevaarlijk. Die brengen maar onrust binnen de volksgemeenschap.
Berends afscheidsbrief: ‘Dank voor onze prachtige mannenvriendschap, die over de grenzen van het bagno reikt, eventueel’.
Hoe goed was het nog, amper een week geleden, toen je bij me was. Hoe kon ik weten, dat het de laatste maal zou zijn? Toch voelde ik, dat er iets gebeuren ging. Herinner je je niet, hoe we krampachtig den tijd trachtten vast te houden? Ik hoor weer, hoe je je twijfelgevoelens uitte: ‘Waar werk je voor? Waar span je je eigenlijk nog voor in?’ Had je wellicht toen reeds een donker voorgevoel? Het is een bitter gelijk, dat je gekregen hebt. Nu lìgt alles aan scherven. Nu hèb je je schepen achter je verbrand. Nu is er niets meer dan het wachten, wachten op een lichter uur.
‘Wat zie je de dingen feller, directer, reëeler onder deze harde, nuchtere belichting’, schrijf je. Ja; wat moet poëzie je nu belachelijk voorkomen. Wat moet het je nu ver zijn, ons laatste gesprek over de mystiek van Hadewych.
Ik zit hier te schrijven bij het zachte licht van mijn bureaulamp, in een goed verwarmde kamer. Buiten valt Meiregen. Straks komt mijn hospita thee brengen en een stuk ontbijtkoek. Jij rijdt nu in een beestenwagen naar het Oosten. De nachten zijn nog koud. Het is stikdonker. En de lucht wordt spoedig dik als je op elkaar gepakt zit in een spoorwagon. Jij bent alleen nog geoccupeerd met het zoeken naar een steun in je rug of een koffer om je hoofd op te leggen. Ik kruip dadelijk in