Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945
(1946)–Bert Voeten– Auteursrecht onbekend
[pagina 24]
| |
Gretig en gespannen zocht ik bij mijn nadering de torens der stad, alsof het bakens waren zonder welke ik de haven niet bereiken kon. Ik vond ze alle terug. In het midden den slanken, grijzen reus der Groote Kerk. Na alle geruchten die ik gehoord had over zijn verwoesting, was hij mij een teeken, dat aan zijn voet het leven verder ging, nadat het dagen lang gekwijnd had in een doodsch stratennet. Nu is het handen drukken achter den rug; de ervaringen zijn uitgewisseld, eindelooze verhalen van ellende en dood, die dieper aanspreken omdat je er zelf nacht en dag mee geconfronteerd bent geweest. Ik heb gehoord, dat mijn vader krijgsgevangene is. Ik heb gehoord van den doodenmarsch der Bredasche burgers op den Rijsbergschen weg, den strijd aan de Grebbelinie, van den verbitterden tegenstand onzer mariniers op de Maasbrug, van de verschrikkingen in het brandende Rotterdam. Opnieuw raakt mijn kamer vol donkere, verwarde beelden, zooals dien avond na den inval. Maar ze zijn nu scherper. Ze dringen zich feller aan mij op. Ik herken wat ik beleefd heb. Ik voel mij heviger dan ooit geïnfecteerd. |
|