Nederlandsche baker- en kinderrijmen
(1894)–M.A. Brandts-Buys, J. van Vloten– Auteursrecht onbekend
[pagina 175]
| |
Voorwoord bij de eerste druk
| |
[pagina 176]
| |
schappelijken dampkring waarin hij zich beweegt, de borst benauwen en met versmoring dreigen mocht. Hij heeft er zich zelf en zijn herinneringen slechts getrouw voor te blijven, en steeds onverdroten dezelfde belangstelling aan alles te wijden, wat om hem leeft en lacht, en van een gezonden aanleg blijk geeft. Dat lachende leven in een om zich te bevorderen en aan te kweeken, er het oog en hart ook van anderen voor te openen, moet het hoofddoel van zijn eigen leven en voortdurend streven zijn. Weg met zooveel jeugdige oudemannetjens en kindsche - helaas! niet kinderlijke - jonge menschen, reeds op hun twintigste jaar soms met hun bestaan verlegen, en geneigd zich uit verdriet en verveling van kant te helpen, omdat ze niet inzien, wat ze aan 't leven hebben!
'Van hier', gelijk de Nederlandsche dichter zingt,
Van hier, van hier 't vroeg stokoud ras,
Die doffe en watrige oogen,
Aan geestdrift vreemd en zielsgevoel,
Tot domlen in een luyen stoel,
Geboren en getogen.
'Houdt vast', daarentegen Houdt vast, houdt vast met oog en hart,
De poëzy van 't leven;
Ze is overal, ze is altijd daar;
't Gemoed zij rein, het oog zij klaar,
Zoo ziet, geniet, verbiedt gij haar,
U ongemerkt te ontzweven.
En onder de middelen daartoe geen doeltreffender zeker, dan wat hij ons elders aanbeveelt: Het hart blijft jong en wordt niet oud,
Wanneer 't zich frisch en open houdt,
Om al wat menschlijk is te voelen;
Te voelen wat een kind verblijdt -
en wat ons een verplaatsing in de kinderwereld ook onzer eigen prille jaren voor 't geheugen terugroepen zal. Niets dat daartoe beter geschikt is, dan de - onnoozele rijmen, ons van dien tijd overbekend, en waarin onze kindschheid, gelijk die onze ouders en onzer eigen kinderen, zich vermeide. Zij zon- | |
[pagina 177]
| |
gen ons in slaap, of hielden onzen geest en verbeelding levendig, begeleidden ons in onze spelen en omdartelden ons, waar wij zaten of stonden, lagen of liepen. Hun verzameling herroept voor onze gedachten geheel onze jeugd: zij omvat de wereld onzer kinderdroomen, met al haar vaak onzinnig gesnap, waaraan wij ons kinderhart ophaalden en met den besten uitslag laafden. Huist er dus ook de minste kinderzin in ons, vonkt er de flauwste sprank nog van 't oude levensvuur in ons binnenste, dan moeten die, bij het doorbladeren, verfrischt en verlevendigd worden, en ons als opnieuw verjongen. Reeds sedert een twintig jaar werd het hier thans meegedeelde uit verschillende oorden van het land bijeengebracht; het is echter verre van volledig, en blijft zich aan ieder belangstellend lezer en lezeres, van ouder en jonger leeftijd, ter aanvulling aanbevelen. Met niets zal men den verzamelaar meer verplichten, dan hem, waar de gelegenheid zich aanbiedt, alle daartoe strekkende bijdragen te doen toekomen, om allengs een zoo volledig mogelijken bundel in 't aanzijn te roepen. j. van vloten Kleveroord, onder Bloemendaal, 8 Juni 1871. |
|