| |
Charles Pierre Schimpff, gouverneur.
1855-1859.
Deze Landvoogd kwam hier, op den 23sten Julij 1855, en aanvaardde, zoo als ik u zoo even zeide, het bestuur op den 31sten Augustus.
Kort hierna hield hij zich onledig, om zich bekend te maken met alle takken van bestuur, om dáár, waar hij leemten of gebreken ontdekte, de noodige maatregeien tot verbetering aan te wenden. Hij vestigde daarbij zijne aandacht op den toestand der bevolking, inzonderheid der arme klasse, en vaardigde bepalingen uit (19 December 1855) tot meerdere bevordering van den landbouw, en tot aanmoediging van arbeidzaamheid onder de minvermogende vrije bevolking, door de uit- | |
| |
gifte van gronden ter bebouwing gemakkelijker te maken, en vrijstelling van pacht toe te zeggen aan degenen, die buiten staat mogten zijn, ze te voldoen.
Daardoor werd eene ruime gelegenheid geopend voor allen, die door handenarbeid in hunne behoeften wenschten te voorzien, en daarvan werd dan ook veel gebruik gemaakt.
Ten einde de bevredigde Boschnegers, die steeds in afzondering hebben geleefd, aan te moedigen om zich het vertrouwen van het Gouvernement, bij voortduring, waardig te maken, en hen tot geregelden arbeid aan te sporen, werden de beperkende bepalingen te hunnen aanzien opgeheven.
Op den 26sten Augustus 1856 werd hun het vrije verkeer met de overige bevolking en den onbelemmerden verkoop hunner voortbrengselen toegestaan; - eene omstandigheid, die eenen gunstigen invloed op hunne beschaving en welvaart heeft teweeggebragt.
Niet slechts voor de volwassenen, maar ook voor de jeugd der volksklasse, wenschte de waardige Landvoogd nuttig te zijn.
Reeds bij zijne aankomst in Suriname, had de Gouverneur het plan gevormd, om de kinderen der minvermogenden, op een afzonderlijk gesticht, opvoeding en onderwijs te verschaffen, en hen tevens tot den landarbeid op te leiden.
Eene geschikte gelegenheid, om zijn voornemen te verwezenlijken, deed zich voor, toen zijne bescherming werd ingeroepen, om, op de verlaten plantage Lustrijk, eene partikuliere kolonisatie, op kleine schaal, te stichten. Dit verzoek afwijzende, beloofde hij daarentegen zijne ondersteuning en medewerking, indien men, in
| |
| |
plaats daarvan, een opvoedingsgesticht, in zijnen geest, tot stand wilde brengen.
Dit aanbod werd welwillend aangenomen, en weldra werd Lustrijk herschapen in een Protestantsch Mettray, waarvan de plegtige inwijding op den 15den April 1857 plaats had en de eerste kweekelingen aldaar werden overgebragt.
Oorzaken van verschillenden aard, zoo als: de verre afstand van de stad, het gemis van een dagelijksch toezigt, de onvruchtbaarheid van het oord en de groote kosten van onderhoud, hebben echter de opheffing noodzakelijk gemaakt, die dan ook twee jaren later plaats vond.
De vroegere openstelling van den handel en de vaart op Suriname, voor alle bevriende mogendheden, had ten gevolge het sluiten van tractaten met verscheidene Europesche en met de Noord-Amerikaansche Staten; tevens werden er Consuls en Consulaire Agenten benoemd, die de handelsbelangen dier mogendheden moesten voorstaan en bevorderen.
In verband met het plan tot vrijmaking der slaven en de toepassing van bepalingen ten aanzien van de tucht en de werktaken, werden er, in 1856 en later, ambtenaren uit het Moederland naar de kolonie gezonden, die bestemd waren om, als Landdrosten, in de onderscheidene divisiën, het toezigt te houden.
De vertraging der hoofdzaak, deed hunne plaatsing verschuiven, evenzeer als de verkeerde opvatting van menige bepalingen van het slaven-reglement, aanleiding gaf tot veelvuldige onrustige bewegingen onder de slavenmagten van verscheidene plantages, die,
| |
| |
menigmaal, zelfs door tusschenkomst van de hooge overheid en de tegenwoordigheid van militaire magt, moesten bedwongen worden.
Ten einde aan het kanaal naar Saramacca, dat bijna onbevaarbaar was geworden, eene verbetering toe te brengen, besloot de Gouverneur de doorgraving daarvan, in eene andere rigting, en wel van de Poelepantjebrug af, te bewerkstelligen, waardoor de vaart bespoedigd zoude worden, en het kanaal, in eene regte lijn aangelegd, minder kosten van onderhoud zoude vorderen. Om de daartoe benoodigde kosten te verkrijgen, werden de belastingen, voor den tijd van twee jaren, aan te vangen met 1857, met vijf ten honderd verhoogd.
Tot de doorgraving werden vrije personen aangehuurd, die, bij ploegen, den arbeid verrigtten; doch de onderneming, die weinig bijval bij het algemeen mogt vinden, voldeed niet aan de verwachting, en werd in 1859 gestaakt.
Tot bevordering der gemeenschap en het vertier met de verschillende plantages, werd door Hart Lyon, destijds koopman alhier, na verkregen vergunning van het Gouvernement, eene binnenlandsche stoombootdienst ingevoerd.
De daartoe bestemde ijzeren boot werd in Engeland gereed gemaakt, stukswijze overgebragt en, op een der partikuliere werven alhier, ineengezet. - Op den 24sten Augustus 1857 werd de boot, waaraan de naam van Eliza werd gegeven, te water gelaten, ten aanschouwe van de opgetogene bevolking, die, in grooten getale, daarbij tegenwoordig was. Deze onderneming mogt evenwel geene gewenschte vruchten opleveren.
| |
| |
De voordeelen, die zij afwierp, wogen niet op tegen de kosten, die tot hare instandhouding werden vereischt, zoodat de dienst eindelijk gestaakt en de boot aan een' inwoner van Demerary verkocht werd.
Het vaarwater bij Braamspunt maakte het binnenkomen van schepen moeijelijk, terwijl de verkenning der kust, bij benevelde lucht, niet gemakkelijk was, zoodat de schepen wel eens op de modderbank vastraakten, of den ingang voorbijzeilden. Om hierin te voorzien, werd, buiten Braamspunt, een vuurschip, genaamd Suriname, op den 31sten December 1857 gelegd, hetwelk voorzien is van een groot licht, dat op verren afstand in zee zigtbaar is.
De voorbereidende maatregelen tot eene vrijmaking der slaven, deden op middelen bedacht zijn, om de werkbare kracht te vermeerderen, door den invoer van vreemde landbouwers. Daartoe bepaalde zich de keus der plantage-eigenaren tot Chinesche arbeiders. De Hooge Regering in het Moederland ondersteunde deze onderneming, en in de maand April 1858 werden, door de schepen Minister Pahud en de twee Gezusters, 500 Chinezen hier aangebragt, waarvan een gedeelte door de belanghebbenden en een gedeelte door het Koloniaal Gouvernement in dienst werd genomen. Hoewel men aanvankelijk veel moeite had, om die landverhuizers, met wier taal wij onbekend zijn, in hunnen nieuwen toestand te doen gewennen, heeft hun verblijf op de plantage zeer veel bijgedragen, om den ijver der slaven op te wekken, en den afkeer der vrijen voor den veldarbeid nog meer te overwinnen.
| |
| |
In den vroegen morgen van den 14den Mei 1858 werden de bewoners van Paramaribo, door het geroep van ‘brand,’ door klokgelui en alarmschoten gewekt, terwijl rookkolommen, die verbazend hoog stegen, zich aan het oog der verschrikte menigte vertoonden. Deze brand was op de reede, nabij de oude vischmarkt, ontstaan aan boord van het Noord-Amerikaansch barkschip Monta, kapt. King. Toen men de vlammen ontdekte, die zich, uit de kajuit, naar buiten verspreidden, had de brand reeds zoo zeer de overhand genomen, dat alle aangewende pogingen tot blussching vruchteloos bleven.
Het was een hoogst aandoenlijk oogenblik, toen het scheepsvolk en ten laatste de kapitein, door den fellen gloed genoodzaakt, het brandend schip, hetwelk zij met de uiterste inspanning hadden trachten te redden, verlieten. Men beproefde toen, door middel van gewapende oorlogsbooten, het schip in den grond te boren en alzoo te doen zinken; doch het klein geschut vermogt de gewenschte uitwerking niet te verschaffen. De Gouverneur liet daarop twee veldstukken, uit het fort Zeelandia, aanwenden, doch even vruchteloos De romp bleef voortbranden, totdat hij, op den namiddag, bijna geheel vernield was.
Het kerkbestuur der Roomsch-Katholijke gemeente, steeds ijverig om het onderwijs en de opvoeding inzonderheid van de jeugdige ouderlooze leden te bevorderen, wendde zich tot het koloniaal bestuur, verkreeg kosteloos een der landsgebouwen in de Gravenstraat, voor den tijd van vijf en twintig jaren, en stichtte aldaar een weeshuis, alwaar de schamele jeugd, die de zorg en verpleging harer ouders mist, ruimschoots
| |
| |
vergoeding vindt voor hetgeen zij anders zoude moeten ontberen. Later, en wel in 1861, werd door deze gemeente het Loge-gebouw, in de Saramaccastraat, gekocht en in eene kerk veranderd. Deze kerk werd aan Santa Rosa gewijd.
De Gouverneur Schimpff en zijne echtgenoot betoonden zich steeds als echte kindervrienden. Gedurende zijn bestuur heeft hij, telken jare, op den geboortedag van H.M. onze beminde koningin, een feest gegeven aan de kinderen, welke van de openbare liefdadigheid onderwijs genieten. Bij die gelegenheid sprak meestal een der jongens eenige woorden van dankbaarheid uit aan den Landvoogd en zijne gade, die zooveel belang in hen stelden, en die nooit nalieten, tot aandenken, een prachtig kinderwerkje uit te reiken. Gij kunt nagaan, mijne vrienden, hoe gelukkig die kinderen op die feesten zich gevoelden, en hoezeer zij hunne weldoeners lief kregen.
Doch dit was niet alles, wat voor de armen-kinderen werd gedaan. Mevrouw Schimpff was eene groote voorstandster der Surinaamsche Maatschappij van Weldadigheid. Zij bezigde haren invloed om, in 1856, eene liefdadigheids-loterij, ten behoeve dier inrigting, tot stand te brengen, waarvan de opbrengst moest strekken tot bevordering van het schoolonderwijs der minvermogende kinderen.
Hare pogingen vonden algemeenen bijval; die daartoe in staat was, bragt voorwerpen ter verloting aan, en groot was het geldelijk bedrag, dat aan de Maatschappij te beurt viel.
Reeds lang bestond hier behoefte aan eene open- | |
| |
bare boekverzameling, ten nutte van het algemeen. Dr. Charles Landré had, in 1856 en 1857, in overleg met den Officier van gezondheid Dumontier, pogingen gedaan om, door middel van vrijwillige bijdragen van beoefenaars en beminnaars der wetenschappen, in de gevoelde behoefte te voorzien. Hoewel de onderneming zeer gunstige uitkomsten had opgeleverd, waren de krachten niet toereikende, om de zaak, zonder bijstand van het Gouvernement, tot stand te brengen en te onderhouden. Eene daartoe aangewende poging werd met een goed gevolg bekroond. Schimpff nam het aanbod, om de boekverzameling als koloniaal eigendom over te nemen, gereedelijk aan, en stond, bij besluit van den 31sten December 1857, een geschikt lokaal, in een der landsgebouwen (het Stadhuis), ter plaatsing der boeken en tevens als leeskamer af. Deze Surinaamsche koloniale Bibliotheek bezat reeds in 1859 een aantal boekwerken, handschriften, kaarten en portretten, voor het grootste gedeelte door voorstanders van kunsten en wetenschappen ten geschenke gegeven.
In November 1858, werd Suriname vereerd met een bezoek van den Gouverneur van Cayenne, den Schout-bij-Nacht Baudin, vergezeld van zijn gezin en gevolg.
Met de meeste eerbewijzen aan zijnen rang verschuldigd, werd die Landvoogd ontvangen, en vele feestmalen ter zijner eere gegeven. Gedurende de korte dagen van zijn verblijf bezocht hij de plantage Jagtlust, en vertrok reeds den 2den December.
Hij was zeer ingenomen met Paramaribo, die hij, even als vele andere reizigers, na Martinique, de schoonste stad der West-Indische koloniën noemde. En waar- | |
| |
lijk, lieve kinderen, als wij het oog vestigen op onze regelmatige, zindelijke straten, de schoone gebouwen welke haar versieren, daarbij denken aan de prachtige rivieren, die het geheele land doorstroomen, en aan de buitengewone vruchtbaarheid van den bodem, dan kunnen wij den Hemelschen Vader niet genoeg danken, voor de groote voorregten, die Hij ons Vaderland geschonken heeft.
Reeds in het jaar 1858 had de Gouverneur Schimpff zijn eervol ontslag verzocht. Bij besluit des Konings, van den 23sten April 1859, werd daaraan voldaan, en in zijne plaats de Gouverneur van Curaçao, R.F. van Lansberge, benoemd.
Op den 21sten Augustus verliet de Generaal-Majoor Schimpff, met zijn gezin, Suriname.
Treffend was zijn afscheid. De stads armen-kinderen hadden zich, onder toezigt hunner onderwijzers, bij het Gouvernementshuis geschaard, en toen de Generaal en Mevrouw Schimpff hunne woning zouden verlaten, hieven die kinderen een treffend afscheidslied aan. Het was een plegtig oogenblik, mijne vrienden, vooral toen de jeugdige zangers, bij het tweede couplet, hunne handjes zamenvouwden, om den zegen eens gelukkigen overtogts hunner weldoeners, van den Hemelschen Vader af te smeeken.
De koloniale stoomboot Paramaribo bragt de vertrekkenden naar het naburige Demerary, van waar zij, met de Engelsche Pakketboot, de reis naar Europa hebben voortgezet.
|
|