overschot naar den ‘Nieuwe Oranjetuin,’ en met diep bewogene harten zag men het lijk in het kille graf dalen, van een' man, die, al ware het dan ook tijdelijk, vier malen den scepter over Suriname gevoerd had.
Door Coenraad Barends werd, als oudste lid van den kolonialen Raad, het Bestuur voorloopig aanvaard, tot de komst van den benoemden Gouverneur von Schmidt, die toen dagelijks werd verwacht, den 18den Junij daaraanvolgende hier aankwam, en den 22sten van dezelfde maand het bewind overnam.
Onder het bestuur van den Landvoogd von Schmidt werd, op den 28sten November 1852, het vijf en twintigjarig bestaan der Surinaamsche Maatschappij van Weldadigheid, met de meeste plegtigheid, gevierd. De Maatschappij had in dit tijdsverloop op de loffelijkste wijze aan hare bedoelingen beantwoord, en vele kweekelingen, door het onschatbaar onderwijs, tot nuttige leden der zamenleving gevormd.
De heer Johannes Cornelis Muller Az., Voorzitter dezer inrigting, bragt eene keurige feestrede uit, en schetste bij die gelegenheid de geschiedenis en den toestand dezer Maatschappij, op eene treffende wijze.
Op den 2den Maart 1853 kwam hier eene Duitsche Commissie aan, om een onderzoek in te stellen, met het doel eene Duitsche volkplanting te stichten. De nasporing der Commissie schijnt niet voordeelig uitgevallen te zijn, want sedert het vertrek harer leden is, tot nu, niets meer van deze onderneming vernomen.
In Julij 1853 heeft August Kappler, in vereeniging met een Amsterdamsch handelshuis, eene kolonisatie met Duitschers te Albina aan de Marowyne, tot stand gebragt, bepaaldelijk tot het bewerken van hout, het-