begonnen langzamerhand weder te herleven. Ook met Noord-Amerika werd er handel gedreven; doch wat den uitvoer betreft, was het zeer beperkt.
De regering werd den 9den December 1803 overgenomen door Pierre Berranger, gewezen Secretaris van den Gouverneur Friderici. Hij is naauwelijks vijf maanden aan het bestuur gebleven; echter heeft hij van dien tijd gebruik gemaakt, om de verordeningen tegen de Roomsch-Katholijken te vernietigen, hun de vergunning om hunne godsdienst vrij uit te oefenen, te verschaffen, en hen tevens benoembaar te verklaren, tot Raden van Policie.
Pierre Berranger bezat eene uitgestrekte magt; hij liet zich tituleren: Commissaris-Generaal van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek. Ook was hij Opperbevelhebber over de gezamenlijke Militie.
Hij verbood het invoeren (n.l. zonder zijne goedkeuring) van alle werken, geschriften, in den wijdsten zin, dus zelfs van jaarboeken, maand-, week- of daggeschriften, elders door den druk algemeen gemaakt.
De oorlog met Engeland was den 16den Mei 1803 weêr uitgebroken. Met de verdedigings-middelen der kolonie was het toen vrij goed gesteld. De troepen, door Bloys van Treslong hier aangevoerd, waren bij zijn vertrek, na de aankomst van Berranger, onder bevel van den Kolonel Batenburg, op de forteres Nieuw-Amsterdam achtergelaten.
Het korps guides was in de beste orde, en men kon op zijne trouw staat maken. Het fort Zeelandia had, in vroegere dagen, het bewijs opgeleverd, hoeveel, bij het gemis eener aanzienlijke strijdmagt, door zedelijke krachten uitgevoerd konde worden.