De planters vonden echter in den afschuwelijken menschen- of slavenhandel eenige schadeloosstelling voor hunne verliezen, door den aankoop van andere slaven, waardoor zij hunne zaken voortzetten konden.
Onderscheidene vereenigingen vonden onder de wegloopers plaats, en men kan het jaar 1701 aanmerken als het tijdstip, dat ze de belangrijkste plunderingen gedaan hebben, terwijl zij, in het volgend jaar, den planter van der Kamp allerwreedaardigst op zijne plantage vermoordden.
Het fort Sommelsdyck schijnt hen eenige vrees ingeboezemd te hebben, want tot 1712 zwijgen de bestaande oorkonden, zoo wel als de geschiedschrijvers, van de Marrons.
Na elf jaren het bestuur gehandhaafd te hebben en terwijl de kolonie, vooral in den landbouw bijzonder bloeide, verzocht en verkreeg van der Veen zijn eervol ontslag, en droeg den 2den Maart 1707 de waardigheid van Gouverneur aan Mr. Wilhelm de Gruyter over.