zoowel zijne geloofsgenooten, als de overige ingezetenen, tegen den Gouverneur in het harnas te jagen.
Het is bekend, dat van Scharphuisen bij zijne aankomst, toen Nassy zich bij hem vervoegde, dezen op eene terugstootende wijze ontving en behandelde.
De beschuldigingen door Nassy tegen den Gouverneur van Sommelsdyck vroeger ingebragt, konden wel niet anders dan eene groote vooringenomenheid tegen hem bij van Scharphuisen te weeg brengen.
De magt welke Nassy, door zijn rijkdom, uitoefende, veroorzaakte veel kwaad; zelfs zijne geloofsgenooten leden onder zijn' invloed zeer veel.
Wel verre dat van Scharphuisen door deze omstandigheden ontmoedigd werd, droegen ze integendeel bij om zijne geestkracht te versterken.
Hij versterkte de forteressen Zeelandia en Sommelsdyck nog meer, en wel bepaaldelijk in de jaren 1689 en 1693.
Hij droeg naauwkeurig zorg voor de invoering en invordering van de belastingen, overeenkomstig het octrooi, vernieuwde jaarlijks de plakaten omtrent de keuring der suiker, welke ten behoeve en voor rekening der Societeit, ter voldoening der belastingen afgezonden moest worden; - en bragt, bij besluit van 10 Januarij 1695, de bepaling van het octrooi in werking, waardoor van ieder opgezeten, vrije of slaaf, een hoofdgeld, ten bedrage van 50
suiker, opgeeischt moest worden.
Gedurende het zevenjarig bestuur van den Gouverneur van Scharphuisen heeft hij vele wetten ingevoerd, betrekkelijk de policie, ten opzigte van plantage-bedienden enz. Ook heeft hij eene belasting geheven op den aankoop van slaven, paarden en runderen, bepaaldelijk tot bestrijding der kosten van het onderwijs.