landstreek, de Indianen, zoodat die ondernemingen geheel mislukten.
De eerste geregelde vestiging van Europeanen in Suriname, lieve kinderen! vond plaats in het jaar 1630. Het was een Engelsch kapitein, Marechal genaamd, die toen, met een zestigtal zijner landgenooten, hier aankwam, en zich, met de zijnen, aan de Parakreek, welke zich in de rivier Suriname stort, nederzette.
De oevers van Para werden alzoo de eerste bebouwde gronden van ons land, en de toenmalige kultuur bepaalde zich tot de tabakteelt.
De verschillende Indiaansche stammen, waarvan de nakomelingen nog in ons midden wonen, waren de eenige bewoners, die Marechal aantrof.
Deze stammen leefden destijds meestal in vijandschap; dikwijls beoorloogden zij elkander en maakten de krijgsgevangenen tot hunne slaven.
Uit alles blijkt het, dat de Indianen, even als hunne nakomelingen, de voorkeur gaven aan eene zwervende levenswijze, terwijl zij zich onderhielden met de jagt en vischvangst.
Het voorbeeld der nijvere Europeanen, die onder Marechal arbeidden, had niet den geringsten invloed op hen; echter lieten zij de Engelschen ongestoord, en gingen zelfs op een' vrij goeden voet met hen om.
De Engelschen bouwden een klein fortje op het terrein, alwaar later de plantage Houttuin is aangelegd. Een weinig verder de Suriname opvarende, bevond zich, aan de regterhand, op de hoogte van Waterland, het stadje Thorarica of Santo Bridges. Deze plaats was zeer onregelmatig gebouwd en bestond uit ongeveer honderd hutten en eene kleine kapel. Dit dorp is evenwel spoedig in verval geraakt; bij de landing