| |
| |
| |
VII.
Ebbe trad als gastheer op, ontving de heeren in de groote voorhal, waar bedienden in livrei hen ontlastten van petten en jassen.
Het góót water, een echte zondvloed! De marmeren tegels vertoonden dan ook hier en daar liefelijke plassen en al de jongens stampten hun laarzen wat droog, wischten zich 't gelaat met zakdoeken af, haalden de vingers eens door het haar en toen volgden ze Ebbe naar de ontvangzaal.
Eerst nu drong bij de meesten het besef door, dat Ebbe uit een andere omgeving kwam dan ze zelf gewend waren en nu ook moesten ze erkennen, dat de jongen er zich nooit op had laten vóórstaan.
De pracht van het huis maakte geweldigen indruk!
Vooral de wapengalerij trok aller aandacht! Daar hingen stellig een honderdtal wapens van verschillende landen tusschen tijgervellen, bronzen schilden en helmen.
Loerie moest toegeven, dat zijn verzameling, hierbij vergeleken niet veel zaaks was.
Nog merkwaardiger scheen de verzameling door de leuke opmerking van Ebbe, dat baron Tollinger zelf die beesten geschoten had in zijn Indischen tijd!
Menige jongen zag tegen de komende ontmoeting op, dàt moest een vreeselijke kerel zijn, die jagerbaron!
Na enkele minuten kwam een bediende de boodschap brengen: ‘De baron wacht u!’
Zwijgend, achter elkaar, een weinig beklemd, klommen ze achter Ebbe en den bediende aan, een breede trap op, geheel vrij van uit de hal naar boven wentelend.
Pim voelde zich tamelijk op zijn gemak en rustig keek hij naar de beelden en planten, het muurschilderwerk en de prachtige trapleuning.
| |
| |
Boven op een breede gang opende de kamerdienaar een zware eikenhouten deur en - plotseling verdween alle angst bij 't hooren van een vroolijke stem:
‘Kom binnen, zigeuners!’
Die jolige uitroep deed ze lachen en vooral toen ze den baron zagen met zijn aardig innemend gezicht, onder het sneeuwwitte haar, voelden ze zich gerustgesteld.
Hartelijke woorden en gemakkelijke manieren verdreven binnen twee minuten de laatste sporen van verlegenheid.
Allerkoddigst was het oogenblik toen de baron hen verzocht plaats te nemen als leden van de feestcommissie en ze elk een grooten armstoel aanwees, waarin ze wel met hun drieën konden zitten!
Ebbe stelde eerst de vrienden éen voor éen vòòr en na elken handdruk wist baron Tollinger een aardig woordje te spreken, waardoor ze ten slotte allemaal met hem begonnen te dwepen!
Ze zaten om de groote zware tafel en nu begon er een electrische schel te ratelen. Kort daarop verscheen er een bediende met allerhande lekkernijen waar geen enkele gezonde jongen vies van is. Ook werd aan elk op de beurt gevraagd wat ze wilden gebruiken.
Zoo werd dat daar een echte smulpartij, totdat de baron eindelijk het groote plan ter sprake bracht. Op een smakelijke manier vertelde hij uit zijn jongensjaren, hoe ze toen verbazend veel plezier van hun zigeunerkamp hadden ondervonden en tot in bizonderheden beschreef hij nu de inrichting en de kleeding.
Vrijmoedig deden Pim en Bram enkele vragen, maakten opmerkingen en zoo ontstond er na korten tijd een levendige gedachtenwisseling over het nieuwe zigeunerkamp.
‘Wij moesten het toen zonder danseressen doen, jullie zorgt daar zeker voor? Me dunkt, dat er wel zusters zijn, die graag mee willen doen.’
Natuurlijk geloofden ze allemaal aan de stellige medewerking van een vijf of zes jonge deerntjes.
| |
| |
‘Ga nu maar eens mee!’ kommandeerde de baron, en in optocht ging het naar een hoogere verdieping en daar vonden de jongens een groote massa costumes.
Dat werd een uitzoeken en passen, tot uitbundige pret van den baron, die zich weer jong voelde worden.
Later vertelde hij nog een nieuwtje: ‘Ik krijg voor jullie vijf groote linnen tenten te leen, prachtstukken. Ze behooren eigenlijk aan het leger, maar ik mag ze toch hebben. Pas er dus goed op!’
De regen viel intusschen niet meer zoo hevig neer en dus trokken de jongens er op uit om de plaats voor het kamp vast te stellen. Ze vonden een prachtige plek bij een mooien groep dennen. Daar vlak vóor lag een grasveld, uitmuntend geschikt om er de tenten op te slaan.
En nu ontwaakte van zelf de lust tot kunstenmaken! Elk van de jongens gaf hoog op van zijn knapheid in 't goochelen, in 't balanceeren, in 't harmonicaspelen, enzoovoort.
Na een langdurig geharrewar kreeg Pim ze eindelijk zoover, dat ze beslist zeiden waarmee ze zich wilden belasten en er ontstond een voorloopig programma.
Ebbe maakte ze allemaal een beetje jaloersch door zijn mededeeling, dat hij met een beer zou optreden! Genadige goedheid! met een béér!
Ebbe legde toen uit, dat een arme kerel voor beer zou spelen in den huid van een geschoten bruintje.
Nee maar! die Ebbe! Ze vonden het toch nog een buitengewoon voorrecht en sommigen namen zich vóór, in stilte ook iets ontzàglijk leuks te verzinnen.
Den verderen avond brachten de jongens gezellig in het heerenhuis door. Ebbe had de vrije beschikking over een kamer met een groote groene tafel en daarop speelden ze heerlijk voetbal!
Tafel-voetbal heette dat jolige spel, een uitvinding van, ja van wie wist niemand. Ze gebruikten elf witte en elf roode beenen plaatjes zooals bij het tiddledyspel. Met een grooter exemplaar moesten ze den bal in een potje trachten te schieten aan 't eind. Allerlei regels
| |
| |
golden ook hier, 't aanraken van elkanders plaatje gaf een strafschop, over den rand schieten beteekende terug gaan naar de middenstreep. De bal werd voorgesteld door een bruin plaatje. Zag je kans dat met je eigen plaatje te bedekken voor een deel, dan mocht je het wegschieten in de richting van het potje. De andere spelers loerden er op, om dan ook gauw den bal te raken.
Het was een levendig spel en alleen de chineesche schimmen, die Ebbe aan het slot vertoonde, vonden ze nog plezieriger. Tjonge, die Ebbe was ingespannen! Wat een leventje had me dat ventje hier! Ze vergaten voor een oogenblik, dat Ebbe iets miste waarvoor al het moois maar een kleine vergoeding was.
Vervuld van den genoegelijken avond en van toekomstplannen, namen de Broeders afscheid, bedankten den baron en nu konden ze zich overgeven aan wonderlijke blufferijen zooals jongens graag doen!
Wat er al niet te voorschijn zou komen, dat grensde eenvoudig aan 't ongelooflijke.
Toch bracht de verbeelding van Pim hem op iets aardigs en met geestdrift hoorden de vrienden zijn voorstel aan: niets meer of minder dan de vertooning van een pantomime, een tooneelspel zonder spreken!
Die Pim dan ook! Dàt was een slimme verzinner!
En zoowaar, hij kwam al met een geschiedenis voor den dag en hij verdeelde de rollen en hij stelde een repetitie vast!
Geen wonder, dat de volgende dagen vol drukke besprekingen voorbij gingen en nu ook raakte het gansche dorp zachtjes aan in een feeststemming.
Het leven gaf hier ook zoo weinig afwisseling, dat de zilveren bruiloft van den algemeen geachten baron in alle hoofden en harten beroering bracht.
Ook de dorpelingen wilden niet achter blijven en hun vriendschappelijke gezindheid doen blijken.
Natuurlijk zouden de huizen verlicht en groen gemaakt worden. Er moest een eerepoort komen en de gegoede bewoners offerden gewillig hun bij- | |
| |
dragen om dat schitterende plan uit te voeren, waarover het meest gesproken werd - het houden van een optocht!
Dan nog de wedstrijden waarvoor baron Tollinger een massa mooie prijzen beschikbaar stelde, ongerekend een algemeene traktatie, is het wonder, dat het dorp van streek raakte?
Zoodra Loerie en Pim een oogenblik vrij hadden, begonnen ze zich te oefenen in het ringrijden.
Pim overtrof zijn bruinen vriend in handigheid en stak zeker wel tienmaal den stok in den opgehangen ring terwijl hij op zijn wiel er snel onder door reed, tegen Loerie eens!
Dan werd de nikker nijdig, maar, hoe woedender hij op den ring afvloog, des te meer miste hij.
Pim lachte hem ongenadig uit en riep:
‘Ik haal vast een prijs!’
Dan kneep Loerie de lippen op elkaar en in stilte nam hij zich vóór, kolossaal te gaan oefenen.
Het spreekt van zelf, dat de twee vrienden óók uitgenoodigd werden, hun medewerking te verleenen aan de samenstelling van de versierde wagens met groepen.
En zoo hoorden ze weldra 't groote nieuws, dat ze levende beelden moesten zijn in een nagebootsten marmergroep, een hulde aan 't zilveren echtpaar.
Ook Jo en Suze en meer jonge meisjes zouden daartoe meewerken.
De dagen gingen in koortsachtige spanning voorbij.
Iedereen had het druk en toch werd het eigenlijke werk door enkele bekwame leiders in stilte verricht.
Maar juist die gezellige voorbereiding, die algemeene opwinding gaf aan jong en oud een verbazend prettig gevoel van feestelijkheid.
De vrienden uit de stad vonden nu in eens een dorp oneindig veel aardiger en met leede oogen hoorden ze van den optocht waaraan alleen bewoners van 't dorp mee mochten doen, evenals aan de wedstrijden.
Zij stelden zich maar schadeloos met ijverig aan de tenten te werken.
| |
| |
Midden op de grasvlakte kwam een drietal staken tegen elkaar te staan. Aan 't kruispunt zou met een ijzeren haak en ketting een groote pot komen te hangen en daaronder moest een geweldig vuur branden.
In dien pot kregen ze echte soep!
De tenten waren aangekomen en het opzetten gal een hoop werk, niet te vergeten de oefeningen in allerlei kunsten.
Bram gaf nu al vast staaltjes van een werkelijk bizondere behendigheid in goochelen, Flip liep als een kakkerlak op zijn handen en Kees maakte de jongens haast razend door zijn harmonica. Hij kende maar twee deuntjes en die herhaalde hij telkens.
Pim zou voor kwakzalver spelen en wondervolle geneesmiddelen verkoopen, niets anders dan fleschjes eau de cologne en busjes tabak voor de mannen. Dit was een aardig verzinsel van den baron zelf.
De repetities van de pantomime bezorgden Pim heel wat hoofdbrekens want de meespelers bleken verbazend weinig aanleg voor gebarenspel te hebben.
Nu was Pim wel een weinigje kort aangebonden ten gevolge van de algemeene opwinding. Daardoor ook toonden de Broeders bitter weinig aandacht voor Pims wijze lessen en dan nog, ze vonden het na een paar keer verschrikkelijk vervelend!
Toch bracht Pim de zaak zóó ver, dat de voorstelling succes kon hebben.
Met veel meer ijver hielpen de jongens groen maken en in 't bizonder kregen de woningen van dokter de Vrij en meneer Vale een extra beurt. Heele vrachten dennengroen haalden ze uit de naburige bosschen.
Het gansche dorp had schik in de bende, want het landbouwbedrijf kon niet stil staan, de mannen moesten hun tijd op de velden doorbrengen en zoo werd de hulp van de jongens bizonder gewaardeerd.
Op éen der laatste dagen vóor het feest, juist toen Pim en Loerie aan 't ringsteken waren onder toezicht van de anderen, werden ze opgeschrikt door de verschijning van pootigen Sjoerd en een paar vrinden.
| |
| |
Meesmuilend liepen ze langs hen heen... allemaal hielden ze den adem in... zou er wat gebeuren?...
Pim zag, hoe Loerie krampachtig de vuisten balde, maar ook voelde hij, dat Sjoerd op een beweging, op een enkel woord wachtte om er op los te slaan.
Dat wilde Pim niet!
In deze dagen mocht de vreugde niet bedorven worden en dáárvoor kwam Sjoerd, dàt zou zeker zijn wraak zijn.
Een bang voorgevoel maakte zich van Pim meester - wie weet welke gemeene plannen de Uilen smeedden... hij dacht aan de woorden van zijn vader: voorzichtig zijn!
Pim wàs voorzichtig, hield Loerie in bedwang en ongemerkt verwijderde hij zich met de vrinden ondanks de hoonende lachende kreten van de Uilen.
Het kostte Loerie ontzaglijk veel om er niet op in te stormen, maar ter wille van dien komenden feestdag rukte hij een paar takken van eén boom als had hij Sjoerd beet.
Langzaam liepen de Uilen door, omkijkende en tegen elkander lachend....
De stemming van de Broeders vervloog en wat Pim dacht, uitte Bram: ‘Als die ellendige knullen ons feest maar geen kwaad doen!’
‘Als... als ze... als ze dat...’
Verder kwam Loerie niet, zoozeer kreeg de drift hem te pakken en wijselijk begon Pim weer ring te steken, al ging het niet van harte!
Bij hun terugkeer zorgden Jo, Suze en nog wat meisjes voor een uitstekende afleiding. Ze hadden zich in de zigeunerspakjes gestoken en oefenden zich geducht in haar rollen.
Pim, als opperkommandant van de gansche bende liet ze een kleine repetitie houden voor de bewonderende oogen van de jongens en onder toezicht van mevrouw de Vrij.
Ze dansten samen wat aardig en van de zoogenaamde kunsten maakten ze maar een grapje!
| |
| |
Hoe meer de feestdag naderde, des te vroolijker en gezelliger begon 't gansche dorp er uit te zien.
Vlagden, slingers en bloemen fleurden de straten en een deel van den straatweg op en 's avonds verschenen er al nieuwsgierige stadsbewoners, die van een en ander gehoord hadden.
Ondanks alles vergaten de jongens toch den gekwetsten Willem niet! Dagelijks ging éen hunner vragen hoe het met hem stond.
En toen brak de groote dag aan!
Dat begon 's morgens al met een schoolfeest en de zusters van Pim mochten met haar vriendinnen een handje meehelpen om de kleintjes te onthalen.
De jongens dwaalden wat rond, legden de laatste hand aan de groenversiering en aan 't kamp en vergenoegden zich verder met toekijken.
De schoolkinderen trokken in optocht met muziek en vlaggen naar De Luwe om den jubilaris te bezingen.
Al de ouders waren natuurlijk op de been en liepen mee om ginder de zanguitvoering bij te wonen.
De barones zat vóor 't opgeschoven raam en de baron stond naast haar stoel. De zon overscheen de kinderschare en jubelend klonken de liederen door de reine stille lucht.
Het waren boerenstemmetjes en toch greep het zingen de barones aan en vooral, toen een paar aardige kleintjes bloemen door 't raam wierpen en heel de schaar juichte en met vlaggen zwaaide, kon ze haar tranen niet meer houden. Gelukkig kwamen bedienden met volle manden aandragen en elk kind kreeg een herinnering aan dezen dag. Vroolijk schetterde de muziek en uit volle borst zong alles mee!
Dat was een eenvoudig begin van het feest, maar het ging steeds mooier!
Om één uur trok de feestcommissie met heel de bevolking het groote buitengoed op, om hun beschermer geluk te wenschen door een toespraak van den burgemeester en een luid algemeen gejubel.
| |
| |
Nou, van nommer één verstond haast niemand een woord, maar des te duidelijker drong nommer twee in alle ooren en nu eigenlijk begon pas het echte feest.
‘Kom mee!’ riep Pim, ‘naar de wedstrijden!’
Loerie deed een weinig zenuwachtig omdat hij liever niet wilde verliezen en omdat hij bijna zeker verliezen zòu!
Het feestterrein lag een eind van het huis af, ingesloten door hoog geboomte. Midden in was een houten vloer voor de muzikanten en voor de dansenden 's avonds.
Voor jongens en meisjes had je allerhande volksspelen, mastloopen, mastklimmen, zakloopen, tonsteken, en daar verzamelden zich de ouders om hun kroost bezie te zien.
Op den weg langs het grasveld riep de gepensionneerde kolonel Grevaardt, die èen der villa's aan den straatweg bewoonde, alle deelnemers voor het ringsteken bijeen.
Een zes en twintigtal jongelieden had zich opgegeven en nu las de kolonel de bepalingen vóor, ofschoon niemand er naar luisterde.
Pim en Loerie met de fietsen aan de hand, trokken hun nummer, terwijl de vrienden met de meer gegoede dorpsbewoners aan den kant post vatten om den wedstrijd te volgen.
Aan een soort van knijper hing een ring ter grootte van een rijksdaalder en nu was het de kunst om, al rijdende een spitsen stok er in te steken, den ring mee te nemen zonder te vallen.
De meeste toeschouwers hadden een kennis waarop ze in 't bijzonder wilden letten en wien ze één der prijzen 't meest gunden.
Een groepje meisjes met Jo en Suze ijverden natuurlijk voor Pim en Loerie. Het was de groote vraag, of ze èèn der prijzen zouden winnen en wie de eerste.
De behendigheid van Pim was genoegzaam gebleken en dus liep er een gerucht van zijn aànstaande overwinning. Maar - verrassingen bleven mogelijk, want
| |
| |
niemand kende de eigenschappen van zoovele andere mededingers.
Driemaal moesten de deelnemers steken; wie drie of tweemaal raak had gestoken, kwam in het tweede deel van den kamp.
Op ruim honderd meters afstands liep de streep vanwaar allen dienden te beginnen.
Pim met nummer negentien kwam een heele poos achter Loerie, die nummer zeven had.
Een flinke boerenzoon reed het eerste en - stak raak ook.
Dat zette prachtig in en prikkelde de anderen, zoodat ook de nummers twee, drie en vier raak staken.
Daarop volgden twee meisjes en nu moest Loerie.
De vrienden stonden nieuwsgierig toe te kijken...
Loerie deed zoo vreemd... eerst viel zijn fiets en toen kon hij er niet opkomen, moest nog eens beginnen.
‘Die haalt het nooit!’ riep Bram.
‘Schreeuw niet vòor den tijd!’ vermaande Flip.
‘Hou je stil, daar komt hij aan! Kijk, wat zwaait hij! Ho, ho, hallo, Loerie, Loerie!’ Even vertrok het bruine gezicht en de groote witte tanden werden zichtbaar. Toen trapte hij hevig door, den stok gericht, de oogen strak op 't openingetje van den ring en - tjing! daar hief hij den stok omhoog... het was raak geweest!
Luidkeels juichten de vrienden hem toe en Loerie glunderde van plezier, reed terug en porde Pim zoo gevoelig, dat deze het bijna uitschreeuwde.
Er volgde een heele serie missers, tot het de beurt werd van den kalmen Pim.
Lachend reed hij af, vast en zeker - vort, rink! raak!
Nu was het de beurt van Pim om Loerie te porren en al de makkers omringden beiden, spraken ze moed in voor den tweeden gang!
Dezen keer staken alle twee de vrienden weer raak en waarlijk ook voor de derde maal.
Dat gaf een verrassing! Niemand had het van
| |
| |
Loerie gedacht. Dit jonge mensch maakte de zotste sprongen en trok de zonderlingste gezichten. Geen wonder, dat een paar vreemde jongens dachten en het aan anderen zeiden: ‘Net een baviaan!’
Van de zes en twintig deelnemers bleven er veertien over waarvan er acht driemaal raak gestoken hadden.
Die veertien zouden eerst overrijden en wie dan nog eens gelukkig stak, kwam bij de acht besten!
Zoo groeide dit aantal tot elf!
Elf moesten er dus kampen om de vier prijzen!
Wie miste, viel af, wie het langst overbleef, won den eersten prijs en zoo vervolgens!
Het ging nu spannen! Pim zou wel een prijs halen, daar waren alle jongens van overtuigd, maar Loerie, hoe zou die éénige Loerie uit den strijd keeren?
De kolonel floot en het pittige boerenzoontje reed af, stak raak! Na hem kwam een misser en nu karde Loerie op den ring af.
‘Hou je goed! Hallo, Nikker! Hop hop, Loerie!’ De makkers moedigden hem genoeg aan en hij sperde zijn oogen wijd open en - hij hád den ring! ‘Bravo! ho! ho! Loerie, ho!’
Pim glimlachte, toen er drie vòòr hem misten.
Toen trapte hij met groote snelheid langs den weg en - stak raak!
... en nu karde Loerie op den ring af.
Het gaf een spanning van geweld! Loerie en Pim allebei! Sapperdekriek! wie zou overwinnen? Met hun zessen bleven ze over.
| |
| |
De vijfde rit begon. Alweer stak de kwieke boeren jongen raak en vlak achter hem volgde Loerie.
Kon hij dezen keer nog halen, dan was hij zeker onder de prijswinners! En - Loerie hààlde het.
Hij was er zelf 't meest verbaasd over want hij verklaarde met nadruk aan de vrienden, dat hij den ring niet eens duidelijk had gezien!
Vol spanning wachtten de makkers nu op Pim, want drie hadden raak gestoken en na Pim kwam er nog één! Een mooie kans dus!
Pim bleek kalm en zeker! Wie weet of hij niet honderd maal achter elkaar goed gemikt had. Maar voor de laatste ritten zou er een kleinere ring hangen!
‘Vooruit Pim!’ gilde Bram. Hij liep met hem mee om hem aan te moedigen.
Prachtig, langs een rechte streep zette Pim door... zijn vaste hand en zijn scherp oog verzekerden hem de overwinning, maar... plotseling zagen de jongens hem een bocht beschrijven met zijn wiel, nog geen tien meters van den ring af... Wel herstelde hij zich, maar - zijn stoot was mis en zonder ring vloog hij voorbij 't touw...
Verschrikt keken de jongens elkander aan... wat beteekende dat nu?... Pim geen prijs, Pim!
Onmogelijk! En toch, daar sprong hij van zijn fiets, liep naar de vrinden toe en een zonderlinge trek op zijn anders zoo prettig gezicht deed ze allemaal begrijpen, dat er een oorzaak was voor zijn nederlaag.
En eensklaps zàgen ze de oorzaak!
‘Dààr! dààr!’ gilde Bram, ‘Sjoerd!’
Achter de rijen toeschouwers stonden de Uilen, Sjoerd en nog een paar!....
Nu wisten ze waarom Pim zoo schrikte en verloren had! Ze vroegen 't hem ronduit en hij vertelde, dat hij alleen door 't onverwachts opmerken van de Uilen van de lijn afweek en verloor!
Wat er in Loerie omging, wisten ze geen van allen. Zijn kans op een prijs werd door 't afvallen van Pim veel grooter, maar nu hij de oorzaak kende, kòn hij
| |
| |
niet meer met lust meedoen. Zòò gold het toch niet als een echte overwinning!
‘Ik trek me terug’, zei hij tegen den kolonel en toen deze hem verbaasd aankeek, voegde hij er bij:
‘Mijn vriend is door een toeval afgevallen, nu is de aardigheid er voor mij ook af.’
Pim hoorde er even later van en die naar hem toegehold!
‘Nee, Loerie! meedoen! het is nu eenmaal zoo!’
Niet dan op aandrang van allemaal deed Loerie toch mee, vooral toen Pim zelf zei: ‘Hou jij dan de eer van ons hoog tegenover die Uilen!’
Dat hielp! Die Sjoerd stond maar te lachen en drong nu met zijn vrienden vooraan.
Loerie zette zijn tanden op elkaar en begaf zich naar de streep.
Vooruit! daar ging 't er op los!
Alle vier staken raak!
Nog eens! Weer alle vier!
Toen viel er èen af - de minste prijs was voor hem!
De Broeders gilden uit alle macht en Pim 't hardste!
Weer een misser! Hij kreeg de derde prijs.
Nu kwam er geestdrift! Zou Loerie den eersten prijs halen of het gladde boertje?
Daar kwam de nikker aanzetten, zonder pet, voorover... de toeschouwers drongen vanzelf naar voren om hem te zien aankomen.
‘Loerie! Loerie! hallo, hallo!’ schreeuwden de vrinden en Loerie richtte met vaste hand.
Op eens - een kreet! Een beweging onder al de toeschouwers... Loerie was gevallen.....
De nieuwsgierigen drongen op en ook de Broeders snelden toe... plotseling zagen ze Loerie opspringen, zich door de menschen heenwerken en - daar vloog hij op een jongen aan met gebalde vuisten...
‘'t Is Sjoerd!’ gilde Pim, ‘die heeft hem laten vallen!’
Sterke vuisten trokken Loerie en Sjoerd van elkaar en nu barstte Loerie los: ‘Hij.. hij.. hij dééd 't.. ik
| |
| |
zag hem staan.. hij stak zijn been uit.. ik wilde uitwijken.. geméén!’
Sjoerd bleef staan en antwoordde alleen: ‘Mijn vrind ligt met een gebroken been door jòù schuld!’
‘Dat was een ongeluk!’ viel Pim in, die naast zijn makker post vatte.
Het werd een heel standje! Getuigen verklaarden, dat Loerie niet was gevallen over het been, dus... Sjoerd kon veilig rondloopen, al keken er velen hem raar aan.
Loerie weigerde verder te rijden, stond den tweeden prijs graag af aan 't boertje en vergenoegde zich met een fraaien fietslantaarn.
Zoo hadden de Uilen toch de pret weten te bederven en een bloot toeval bewaarde Loerie voor een ernstige verwonding.
Een groot geluk, dat het feestterrein 's avonds alleen voor bewoners van 't dorp toegankelijk zou zijn.
Wie weet, wat ze anders in 't donker zouden probeeren! Een weinig gedrukt namen de Broeders hier en daar een kijkje en nu bracht het tonstooten hen weer in een goed humeur. Van een helling af reden de deelnemers op een wagentje onder een ton door. Onderaan zat ook een ring en met een zeer langen stok moesten ze dien trachten op te pikken. Misten ze en stootten ze tegen den ton, dan bewoog deze om een as en de inhoud stortte als een geweldige plasregen op den onhandigen steker.
En dan 't vogelschieten!
Een vogel van dennegroen zat hoog op een lange mast en van de honderd deelnemers schoot elk op de beurt met een ouderwetsch geweer een takje los.
Dit hadden ze zich veel aardiger voorgesteld en dus vermaakten ze zich maar bij 't mastklimmen en andere spelen, uitsluitend voor minvermogende jongens.
Telkens ontdekten ze de Uilen, die hen blijkbaar opzochten, maar wijze Pim wist ze telkens te ontwijken.
Loerie liep te grommen en schudde voortdurend zijn hoofd, een bewijs van bedwongen drift.
| |
| |
Vroeger dan ze van plan waren, verlieten ze het terrein om kracht te verzamelen voor den avond.
Nauwelijks begon de schemering te vallen of heel 't dorp ontstak de illuminatie en iedereen begon met een wandeling langs den straatweg, door 't dorp en dan weer terug, wachtende op den stoet, die in den tuin van den onderwijzer werd klaar gemaakt.
Pim en Loerie kleedden zich met nog andere jongelieden van 't dorp in hun wit pak, smeerden hun gezicht met krijt in, zetten een witten pruik op en leken op die manier echte marmeren beelden, ten minste in 't halve licht en als ze stil stonden.
De vrienden hadden over die marmergroepen heel wat moeten hooren en dus marcheerden ze ongeduldig heen en weer. Hùn beurt zou óok nog komen later op den avond. Voor de zekerheid bleven ze in gezelschap van dokter de Vrij en nog enkele heeren uit vrees voor moeielijkheden met de Uilen.
Even acht uur verscheen de eerste versierde wagen, helder verlicht door fakkels en lampions. Een groot aantal jonge kinderen in 't wit en met manden vol bloemen zouden het bruidspaar hulde bewijzen. Het was een aardig tafereeltje, heel mooi geschikt en vooral bij het ontbranden van rood bengaalsch vuur kreeg het groepje iets tooverachtigs.
Op den tweeden wagen vertoonde zich het landbouwbedrijf in beelden, voorgesteld door een maaier, een bindster, een man aan den ploeg en zoo meer, allen met de noodige werktuigen en gereedschappen.
De derde wagen voerde twee reusachtige cijfers mee, 't getal vijf en twintig. Meisjes vormden die cijfers door een samenstel van ijzerdraad, om 't lichaam gebonden en daaraan groen en bloemen.
De Broeders vonden het wel mooi, maar ze keken ongeduldig naar den kant, van waar een luid gejuich opsteeg.
Vlammend rood en groen wolkte het licht boven de
| |
| |
menschenmassa en - daar naderde de wagen met een prachtigen marmergroep.
Neen, zòò hadden de vrienden 't zich niet voorgesteld!
Het was precies echt!
Ze herkenden Loerie niet en Pim evenmin, maar de dokter verklaarde: ‘Kijk, daar zie je de Faam, dit is Jo! Ziet me die lieve meid nu eens stil staan met die bazuin voor haar mondje!
En Suze.. ach, nee maar, dat kleine ding!
Zien jullie ze wel? Met dien lauwerkrans, daar? En dan Loerie! Met dat zwaard! Wat een flinke houding, hè? En daar staat Pim ook! Hij schrijft in dat boek de goede daden van het bruidspaar! Kijk, dat is Wiesje van den notaris! Ze stelt de Deugd voor! Heel mooi, hè? Liefde, Geloof en Hoop heb je ook nog! Prachtig, prachtig!
Op eens een helle gloed en al 't witte verdween, veranderde in rood en langzamerhand weer in wit!
Later reed de stoet de oprijlaan van De Luwe in, hield even halt voor het bordes, waar nu ook de barones in een rolstoel het kleurig tooneel gadesloeg. Hier werd 't Bengaalsch vuur niet gespaard en aan 't gejuich kwam geen eind.
Volgens afspraak ontbond de stoet zich hier voor een deel!
Plotseling sprongen een aantal marmeren beelden van den wagen af en holden hals over kop in de richting van het Zigeunerkamp.
Daar wachtten de vrienden al op hen in de grootste tent, die geheel gesloten kon worden en nu begonnen de jongens zich haastig te verkleeden terwijl de meisjes in een kleinere tent bezig waren.
Binnen een half uur verschenen Bram en Flip als echte Zigeuners en staken den brand in een stapel dennetakken onder den grooten ketel, die zacht schommelde aan de ijzeren ketting. Aan de vier hoeken van 't kamp stonden bovendien vier fakkels, die het veld behoorlijk verlichtten. Alleen de achtergrond van breeduitgroeiende dennen bleef zwart.
| |
| |
Nauwelijks waren al de deelnemers gekleed of daar lieten zich ook de eerste nieuwsgierigen zien en dadelijk gaf Pim het sein.
Een oorverdoovend getoeter van Bram verkondigde het geachte publiek, dat de vermakelijkheden zouden beginnen.
‘Allo, signor Piétro, muziek!’
Piétro zette onmiddellijk in en tegelijkertijd verscheen het gansche troepje voor de oogen van de verbaasde toeschouwers.
Het kreeg iets werkelijks door 't knetterende houtvuur, de verkleede jongens en meisjes, allen schijnbaar bronskleurig door den vuurgloed.
Pim als hoofman klom boven op een tafel en kondigde met luide stem en op een komische manier de verschillende nummers van 't programma aan.
En zoo danste signorina Suzelia prachtig tusschen neergelegde eieren door en Josinania liep als een hinde over 't koord, maar - terwijl het op den grond lag! En Escamillo balanceerde met een tafel en een stoel en buitelde over zijn hoofd, Diavolo goochelde met rijksdaalders en dobbelsteenen en tot slot volgde de groote pantomime: De gestoorde bruiloft!
Eerst weerklonk muziek van bekkens en trommels, van de harmonica en den horen Vroolijk werd 't bruidspaar ingehaald en feestelijk onthaald. Plotseling verscheen een groote bruine beer en alles vloog van schrik uiteen, de meesten klauterden in de boomen.
De beer snuffelde gezellig rond en ontdekte eindelijk het bruidje, dat flauw gevallen was. Haar aanstaande echtgenoot hield de wacht en nu ontstond er een hevige bokspartij tusschen den beer en den bruigom.
Natuurlijk deden de man in den berenhuid en Pim de bruigom zoo koddig mogelijk.
Daar klonk horengeschal en er daagde hulp op!
Verscheidene jagers met geweren hielden een drijfjacht op bruintje en eindelijk kregen ze hem te pakken na een vreeselijk geschiet!
Het bruidje werd flink met water gegooid en zoo
| |
| |
kwam ze weer bij. Nu kon de feestmaaltijd doorgaan, maar och heden, wat een last veroorzaakte Bruin! Hij kaapte al 't eten weg en hoe ze hem ook vastbonden en opsloten, telkens wist hij los te breken en de grootste verwarring te stichten. Op een gegeven oogenblik begon hij zoowaar een rondedansje met de bruid.
Eensklaps scheen deze te begrijpen hoe ze den beer moest behandelen, ze wenkte al de feestgenoten, haar alleen te laten en nu wist ze door zachtheid 't groote beest tot gehoorzaamheid te dwingen. Hij knielde voor haar, ging op den rug liggen en deed alles wat ze verlangde.
Aan de teruggeroepen feestgenooten vertoonde ze nu haar macht en iedereen stond er verbaasd van!
Toen werden er geweerschoten gehoord! Allen verschrikten en stelden zich in postuur. Vijanden naderden om het kamp te overvallen en jawel, een aantal zwarte kerels stormden te voorschijn... er werd vreeselijk gevochten en, wie zich het meest roerde, dat was Bruin. Geweldig ging hij te keer, sloeg de vijanden ter aarde en beschermde de bruid.
De roovers moesten aftrekken, maar - de beer zonk op den grond, zwaar gekwetst...
Hij kreunde zacht en de bruigom zelf trachtte hem te verbinden... helaas, te laat!
Een doodelijke wonde moest hem doen sterven...
Droefheid heerschte bij allen... aan 't eind knielde de bruid bij het goede dier neer en verborg haar beschreid gezichtje in de ruwe vacht...
En zoo stierf Bruin...
Een roode helle gloed verlichtte dat laatste tafreel en velen der toeschouwers voelden zich aangedaan.
Het bravo geroep en gejuich nam haast geen eind... tjonge, Pim en zijn troep hadden alle eer van hun werk!
En de man in den beer verdiende zeker wel een pluimpje voor de wijze waarop hij zijn rol had gespeeld.
Later vertoonde Ebbe zich met zijn beer in den tuin. en ook de andere zigeuners dwaalden rond, maar allen verzamelden zich weer in 't kamp en nu wer- | |
| |
den er liederen gezongen. Een blinde violist deed zijn droevige tonen trillen door de stille lucht.. het groote vuur brandde.. de vlammen flikkerden en op banken en stoelen zaten honderden dorpelingen te luisteren naar de woorden van een gezongen verhaal.
Het was meneer Vale, die met gedempte stem en toch duidelijk het leven van baron en barones Tollinger bezong en alle neurieden het refrein mee.
Dat maakte indruk, zoodat de baron zelf, die tegenwoordig was, hartelijke woorden van dank sprak en daarna noodigde hij allen uit tot een dansje.
Dat viel in goede aarde! De paartjes zwierden vroolijk rond, opwekkend klonk de muziek en wie niet dansen kon, die keek maar toe.
Aan 't slot van het feest werd er een groot vuurwerk ontstoken, bewonderd door jong en oud.
Nog eens daverde de lucht van de juichkreten ter eere van 't zilveren paar en toen trok alles rustig huiswaarts!
|
|