| |
| |
| |
| |
IX.
Kampioen.
De oude heer Olten vroeg ontslag, op aandrang van z'n vrouw.
Hij kon uren lang zitten staren, om door 't minste gerucht wakker te schrikken. Mevrouw begreep 't wel - hij tobde over z'n zoon.
De brieven van meneer Gedemey hielden hem op de hoogte van Wijn's doen en laten.
't Uitstellen van z'n examen had Wijn zelf geschreven. Er was een heftig antwoord op gevolgd.
En nu, een half jaar later kwam er bericht, dat zoonlief in 't geheel geen plannen koesterde, zich voor 't volgende examen op te geven.
Van nu af aan werd de verhouding tusschen vader en zoon gespannen. Het kwam zelfs zóó ver, dat Wijn dreigde, de studie er voor goed aan te geven, als ze hem zoo haastten. Uit een financiëel oogpunt vond hij dat bespottelijk. Ging 't hem vervelen, dan zou hij z'n eigen weg wel vinden - als beroepsspeler! In Engeland! Dit laatste dreigement miste op de ouders z'n uitwerking niet. Al hun hoop vestigden ze op hun eenigen zoon. Ze waren er tegen iedereen trotsch op geweest, dat hun zoon studeerde en ingenieur zou worden. Met 't goede resultaat van zijn
| |
| |
eerste examen hadden ze heel erg te koop geloopen. Moest dat eindigen met zoo'n vernedering? Beroepsspeler!
Sinds deze dreigbrief tobde meneer Olten, zoodat z'n werk er onder leed. 't Slot was dan ook: vertrek uit Indië naar het vaderland.
Nu kon hij z'n zoon weer bij zich hebben, en de oude invloed van de moeder zou zich weer doen gelden.
Zóó vreeselijk was 't alweer niet, vond mevrouw. Deden de meesten er niet een jaartje langer over dan noodig was? Alles zou best terecht komen als ze den jongen maar weer onder toezicht hielden...
Wijn las 't nieuws met merkbare onverschilligheid. Hij hield te veel van z'n ouders en in 't bizonder van z'n moeder, om niet blij te zijn met hun komst.
Wel verwachtte hij moeielijkheden, verwijten, tranen, maar hij was vast besloten 't voetballen er niet aan te geven. Ze moesten maar wat geduld hebben, daarmee uit!
De nieuwe competitie liep veel te prachtig. T.T.T. stond boven aan!
Twee wedstrijden hadden ze in 't begin verloren, maar na dien tijd alles gewonnen!
Vier punten méér dan Feyenoord, den kampioen van 't vorige jaar!
Nog drie wedstrijden te spelen, waarvan T.T.T. er gemakkelijk één kon winnen.
Dan moesten er nog acht kampioenswedstrijden gespeeld worden tegen de winnaars in elke afdeeling.
T.T.T. kreeg dus een prachtkans 't kampioenschap van Nederland te winnen.
| |
| |
Tweemaal was Wijn meegetrokken met 't Nederlandsch elftal als reserve en tweemaal had hij Holland zien verliezen. Met scherpe, opmerkzame oogen volgde hij 't spel. Volkomen nuchter bleef hij, geen fout ontging hem. 't Middelmatige spel van de midvoor deed hem popelen. De Oranjemannen vertoonden een futloos, tam spel. Telkens schoot hun snelheid te kort, al viel 't samenspel te roemen.
Wijn hunkerde er naar, mee te mogen spelen. Hij zou niet in dezelfde fouten vervallen!
T.T.T. speelde z'n laatsten strijd tegen 't gevreesde R.V.V.
Wat niemand had gedacht, T.T.T. had weer tweemaal verloren en móést nu winnen van R.V.V., dat er in geslaagd was met T.T.T. gelijk te komen. De beste scheidsrechter, waarover de N.V.B. beschikte, zou leiden. Iedereen begreep, dat 't evenals verleden jaar geducht zou spannen. Dat T.T.T. zich vóór nam, forsch aan te pakken, viel te billijken omdat R.V.V. meestal z'n kracht zocht in ruw spel. Maar scheidsrechter Mullers liet niet met zich spotten, dat wisten ze allemaal. Alle hoop van T.T.T. was dan ook op Wijn gevestigd. Z'n befaamde snelheid en z'n zeker kanonachtigschot konden de overwinning brengen!
Maar - ook bij voetbal regeert 't geluk! T.T.T. voelde zich niet bijster hoopvol. De twee nederlagen tegen vrij zwakke broeders gaven te denken. En nu tegen R.V.V., dat zelfs Feyenoord had verslagen!
De belangstelling voor dezen wedstrijd strekte zich uit over heel voetballend Nederland. Er hing voor de oudere winners in hun afdeeling véél van af, wien ze tegen over zich zouden krijgen.
| |
| |
Al dagen te voren kon niemand meer een plaats krijgen. Bij den vóórverkoop, ditmaal toegepast, ging alles grif van de hand!
T.T.T. had 't voordeel van eigen terrein, terwijl R.V.V. een serie van zeven overwinningen kon boeken.
Wijn sliep den nacht te voren slecht. De herinnering aan de voorlaatste ontmoeting met R.V.V. hield hem wakker. In Rotterdam was de wedstrijd goed afgeloopen in 't voordeel van R.V.V.
Wijn had zich toen wat ontzien, uit angst voor 't ruwe trappen van Voos.
Nu stond alles op 't spel! Ruw of niet, er moest met volle kracht gespeeld worden. Vandaar dat T.T.T. zich had voorgenomen, elke grofheid van R.V.V. met gelijke maat te betalen.
In z'n droom zag Wijn zich weer gewond op 't veld liggen, gedoemd, wekenlang niet te kunnen meedoen. En 't gerucht ging, dat hij tegen Zwitserland in 't Nederlandsch elftal zou komen.
Hij woelde... 't warme voorjaar deed zich gelden... hij zag 't veld, de elftallen, zichzelf... een nederlaag...
Toen hij in de kleedtent verscheen, keek hij alles behalve opgewekt. Wim Vormers merkte dat dadelijk op - 't hart zonk hem in de schoenen. Wijn was aller hoop! Wijn kon goals maken! Wijn... Wijn...
Toch zei hij niets, trachtte door zelf opgewekt te doen, ook de anderen te bewerken.
Wijn bleef down! Lusteloos zat hij zich te kleeden, sprak weinig, keek onverschillig naar 't gedraai van de gaande en komende vrienden.
Er was bericht, dat R.V.V. met een invaller zou verschijnen, waarvan niemand iets wist.
| |
| |
Op zeker oogenblik schrikte Wim... hij zag, hoe een ober een groot glas van een zeer bekend vocht aan Wijn bracht.
Even aarzelde Wim... was dat Wijn? de all round sportman? Moest die op zoo'n manier moed en kracht verzamelen? Strakjes zou hij inzakken, juist als 't er op aan kwam.
De verschillende spelers schrikten eensklaps door een gerinkel van brekend glas en door een luide kreet van Wijn.
‘Neem me niet kwalijk!’ riep Wim, ‘ik zag je niet, wat spijt me dat, deed ik je pijn?’
Wijn keek z'n vriend één oogenblik aan alsof hij vermoedde, dat er opzet in 't spel was. Toen riep hij een ruw woord, draaide zich om en verdween.
‘Ziezoo,’ dacht hij, ‘moeten we verliezen, dan kan 't niet gebeuren door zoo'n laf middel!’
't Gebeurde schonk hem meer zelfvertrouwen! Dat hij zóó durfde handelen tegenover een medespeler, moest wel invloed uitoefenen op z'n verdere doortastendheid.
Wijn bleef wat treuzelen buiten, hij luisterde naar de praatjes van jonge, bewonderende broekjes. De vervelende downstemming week niet.
Daar verscheen de lange scheidsrechter, haast van dezelfde lengte als hij zelf. Wijn kende hem heel goed, maar nu bleef Mullers koel en ongenaakbaar, knikte alleen. Wel nam hij de bekende midvoor scherp op, alsof hij de kansen van een overwinning op R.V.V. wilde bepalen. Toen liep hij met groote passen naar 't terrein, gevolgd door de beide elftallen. De blikken, die enkele spelers van de Rotterdamsche club op hun tegenstanders wierpen, voorspelden niet veel goeds.
| |
| |
Maar ook T.T.T. deed strijdlustig!
In 't veld werd er even 'n beetje getrapt. Wijn zag de vier zwarte vlakken, schuin oploopend, met hier en daar de lichte kleuren van damestoiletten.
Hij hoorde 't klaterend applaus bij zijn verschijning en misnoegd dacht hij: ‘Strakjes fluiten jullie me uit! Voetbal is een spel van zóó up, zóó down.’
Mullers floot voor de tweede maal - Wim won den toss, koos 't voordeel van wind mee. De zon hinderde niet veel, omdat die dwars over 't veld scheen.
Wijn stelde zich vrij lusteloos op, keek z'n tegenstanders onverschillig aan, en bij 't beginfluiten van Mullers kwam er even wat méér fut in hem.
Rotterdam pakte geweldig aan, maar T.T.T. deed niet onder!
Wim hield Wijn scherp in 't oog! Hij voelde, dat er iets haperde. Angstig voorzag hij een missen of treuzelen van de befaamde midvoor.
Hij besloot hem tot 't uiterste te sparen, te wachten, tot 't vuur van 't spel, of een naderende nederlaag den ouden Wijn wakker zou roepen.
Alsof R.V.V. begreep, dat de gevreesde midvoor niet in goeden vorm was, 't speelde met een razend tempo. Als duivels zaten de spelers op den bal en - daar kwam de kans.
Een noodlottig missen van Wijn bracht de bal weer van 't Rotterdamsche doel naar dat van T.T.T. Een korte worsteling en - de eerste goal zat!
Wim keek Wijn verwijtend aan, terwijl anderen vrij sterke uitdrukkingen gebruikten. 't Liet Wijn
| |
| |
koud - hij kòn niet over z'n gevoel van slapheid heen komen...
De Rotterdammers sprongen vol vreugde in de lucht. Wacht maar! er volgden er nog wel méér!
Achter 't net stonden twee heeren, die met buitengewone belangstelling naar de spelers tuurden.
‘Ziet u 'm al?’ vroeg de oudste.
‘Ja zeker, daar staat ie, in 't midden. Wat voeren ze nu uit?’
‘Er schijnt 'n goal gemaakt te zijn, 't spel begint opnieuw.’
Met aandacht volgden de beide heeren de aanvallen van de beide partijen. De jongste heer scheen 't spel niet recht te begrijpen.
‘Wat willen ze nu eigenlijk?’ vroeg hij.
‘Nou, de bal in 't net trappen.’
‘Waarom doen ze dat dan niet?’
De oudste heer lachte om de onnoozele opmerking.
‘Ik heb dat mooie spel ook nog nooit meegemaakt, 't lijkt me verschrikkelijk kinderachtig. Moeten de jongelui dáár nu zooveel tijd voor weggeven?’
‘Ach,’ was 't antwoord, ‘sommigen weten maat te houden, anderen offeren er te veel aan op.’
Een wild geschreeuw barstte los, 't publiek gilde van spanning.
‘Wat gebeurt er?’ vroeg de jongste heer verschrikt.
‘Er schijnt weer een goal gemaakt te zijn.’
‘En schreeuwen die menschen dan altijd zoo?’
‘Dat komt door de spanning.’
‘Dat T.T.T. schijnt dan toch niet veel waard.’
| |
| |
‘Ach, 't voetbal is wisselvallig.’
Werkelijk had R.V.V. 't tweede punt weten te maken. 't Begon er voor T.T.T. leelijk uit te zien.
Weer stelden de spelers zich op en Wijn, nog altijd hopeloos uit vorm, kreeg een neiging om weg te loopen. De nederlaag van zijn club, 't verloren gaan van een kans op 't kampioenschap bracht hem tot een woede, die in dit geval niets uitwerkte. Integendeel, een mooie uitval van z'n club bracht de kans van den dag. Een scherp opletten, een rustige zekerheid hàd een punt kunnen opleveren. Maar Wijn, wèl vol innerlijke woede, maar zonder z'n gewone vastheid, bedierf de kans...
Hij kwam tot vlak vóór 't vijandelijke doel... de bal sprong en sprong, Rotterdam gilde van angst... de kreten klonken scherp en dreigend... Wim zàg 't gat... hij zette over, nu wél, nu wèl, maar Wijn... deze schoot meters naast... de bal liep uit!
T.T.T. begon razend op Wijn te worden. Wat scheelde hem toch! Weer een kans verknoeid! Een algemeene moedeloosheid verving de vroegere kracht...
Ja, als hun midvoor zóó ellendig speelde, dan konden ze 't wel opgeven. Waar bleef hij nu weer? Nu nog slabakken óók! In z'n eentje achterblijven. Wim gilde: ‘Vooruit! in 's hemelsnaam geen drie!’
Wijn bleef achter... z'n oogen hadden iets wonderbaarlijks gezien... twee heeren, achter 't net.
De eene... wat?... 't kòn toch niet... ja!... 't wàs zoo!... meneer Gedemey stond naast hem
| |
| |
... 't leek... 't leek... En ja... de meneer wuifde... ja... 't was z'n vader!!
Hoe kon dat?
Wijn vergat 't heele spel. Even een schreeuw naar Wim, de aanvoerder! Bliksemsnel sprong hij naar 't hek. 't Oude gevoel van gehechtheid kwam boven.
‘Vader! u hier?’
‘Met een vliegtuig gekomen, om jou te zien verliezen!’ riep meneer Gedemey.
Wijns hoofd stond in vuur!
‘Verliezen? verliezen? Wacht eventjes!’ Weg holde hij, nu plotseling de oude, de gevaarlijke, de kanonnier!
Tien spelers worstelden wanhopig om een derde punt te voorkomen. Een hevige woede deed hen maar trappen, trappen. O, die ellendige Wijn, achter te blijven! Dat was verraad!
Weg dien bal!... kets! weg dien bal! trap maar raak!...
Rotterdam drong op, sloot T.T.T. in. Tweemaal redde de keeper... iedereen voelde 't derde punt komen... Meneer Olten had met alle geweld z'n zoon willen zien spelen.
En nu zàg hij 't ook!
Wijn vloog met reuzensprongen over 't veld. Z'n oogen stonden helder, ze zagen 't vreeselijke gevaar, ze zagen 't oogenblik naderen, dat 't kampioenschap verloren ging.
Eén oogenblik werd 't hel licht, alsof veld en spelers en publiek verdwenen waren in een groot vuur...
Toen schoot hij op den vijand af! Een onweerstaanbare kracht dreef hem voort. Hij veroverde in enkele seconden den bal, nam 'm mee,
| |
| |
gaf 'm over... Eensklaps zagen de vrienden hun vriend in z'n ouden vorm. Als bij ingeving begrepen ze, dat de lange midvoor hen te hulp kwam door 't breken van z'n verschrikkelijke lakschheid.
Alle oogen gingen open, ze herleefden, ze haalden diep adem, ze berekenden, ze liepen toe als nooit te voren, ze plaatsten schitterend. Vóór alles hielden ze Wijn in 't oog. Van hem verwachtten ze de redding.
R.V.V. zag zich plotseling overrompeld... met een geweldige drang naderde de T.T.T. voorhoede 't doel...
Nu zagen ze den gevreesden lange spélen! Onhoudbaar rukte de vóórhoede met prachtig samenspel naar 't net. Wat móést gebeuren, gebeurde! De bal vloog als een kanonskogel langs den keeper en 't was een schot van Wijn!
Als door een tooverslag veranderde 't heele spel! Nauwelijks blies de scheidsrechter, of onmiddellijk viel T.T.T. aan, onweerstaanbaar. Alle spelers schenen bezield door een hevig willen. Iedereen onder 't publiek voelde wéér een goal komen. 't Móést, 't móést! R.V.V. raakte de kluts kwijt! Weg was hun samenspel, wég hun juist en zeker plaatsen. Als wezenloos lieten ze T.T.T. begaan en - 't werd gelijk!
't Publiek werd ook aangestoken, en zelfs de vermaarde Mullers deed zenuwachtig. Hij begreep, dat 't nu geweldig ging spannen.
Meneer Olten, die geen aasje van 't spel kende, werd toch aangestoken door de algemeene opgewondenheid.
Hij begreep nu toch wel, dat 't jongelui kon meesleepen. Hij had geen oog van z'n zoon af.
| |
| |
Ja, hij moest toegeven, dat hij buitengewoon snel en handig was. Maar wat nu volgde...
R.V.V. ontwaakte uit een benauwde droom. 't Stond twee - twee, dàt drong tot alle spelers dóór, en 't moest drie - twee worden in 't voordeel van hen! Dus - dus...
Dadelijk na den aftrap floot Mullers wegens een overtreding. Blijkbaar wilde R.V.V. door geforceerd spel winnen. Maar de magere scheidsrechter liet niet met zich spotten. Hij zag alles.
Meneer Olten zag enkele oogenblikken later z'n zoon voorover tegen den grond slaan. Wéér klonk 't schrille fluitje, weer een strafbaar feit.
‘Hij is, geloof ik, geraakt,’ zei meneer Gedemey, ‘gelukkig staat hij weer.’
Wijn trok even met 't been, maar toen werd 't spel hervat.
Nog geen kwartier was er gespeeld, toen een hevig geschreeuw van de meeste T.T.T.-ers 't publiek deed opschrikken. Allen liepen te hoop... de scheidsrechter snelde toe... één speler lag op den grond...
‘Is 't Wijn? is 't Wijn?... nee, daar loopt hij... wat is er gebeurd?’
Meneer Olten zag twee mannen over 't veld hollen, met verbandmiddelen... ze naderden... Even later zag hij Mullers de arm uitstrekken en een Rotterdammer 't veld uit sturen...
Heftig gingen de anderen te keer, terwijl de getroffen speler tusschen twee helpers naar de tent werd gevoerd.
Meneer Olten hoorde de opgewonden gesprekken, hij merkte beweging op de tribunes, hij werd zelf zenuwachtig.
‘Duurt 't nog lang?’ vroeg hij.
| |
| |
Meneer Gedemey antwoordde: ‘Nog een klein half uur.’
't Gerucht begon te loopen, dat de gewonde speler zoo gemeen getrapt was, dat 't been ernstig was gekwetst.
't Spel ging voort.
Rotterdam scheen niets geleerd te hebben! Opnieuw vielen ze woest en ruw aan, ze trapten in den wilde maar raak, ze ontzagen niemand, zoodat Mullers onophoudelijk moest fluiten.
T.T.T. werd geprikkeld. Moesten ze 't verliezen, goed, maar dan niet door de gemeene praktijken van de tegenstanders. Ze moesten wel heftig verdedigen, ze moesten de ruwe trappen wel beantwoorden. Mullers deelde tot tweemaal toe een hevige waarschuwing uit. Geen enkele aanval kon behoorlijk uitgewerkt worden door de ongeoorloofde handelingen van R.V.V.
Mullers hield stand! Op een gegeven oogenblik na een wilde knokpartij ging nummer twee 't veld uit.
Een nieuw gehuil van R.V.V., een verdubbelde woeste aanval...
Meneer Olten keek strak, en na een hernieuwden, gebroken aanval, zei hij tegen meneer Gedemey: ‘'t Is waarachtig een vechtpartij inplaats van spelen!’
Een half uur verliep zonder dat er sprake was van voetbal.
't Werd een geforceerd trappen, een venijnig trachten, de tegenpartij te kwetsen. T.T.T. hield zich lang goed, tot 't dreigde te verliezen door een uitgelokte botsing tusschen Wijn en Voos.
Evenals vroeger ontzag de laatste niets en niemand. Wonder boven wonder had Mullers hem
| |
| |
nog niet kunnen betrappen op een overtreding. Nu weer niet - 't kòn opzet zijn geweest, bewezen werd 't niet.
Wijn moest een prachtkans prijs geven. In de laatste tien minuten begon R.V.V. te verslappen. Al hun gemeene trucs baatten niet door de weergalooze waakzaamheid van T.T.T.
Wijn begreep, dat 't laatste oogenblik de groote kans geboren zou worden.
Hij wist, hoe hij bewaakt werd, hoe ze op hem afstormden, ruw en onbesuisd, als hij een kans tot schieten kreeg.
Meneer Olten zei juist tegen z'n vriend: ‘Wijn is doodmoe, zie je wel? 'k Wou, dat 't nou maar uit was.’
Eensklaps bleek die voorgewende vermoeidheid van Wijn voorbij! Nu of nooit! dacht hij.
Met een verbazingwekkende snelheid schoot hij plotseling vooruit, verschalkte z'n bewakers, verbrak de linie.
Daar liep hij, rennend, den bal voorttrappend... alleen Wim volgde, begrijpend, dat de overwinning nu kon gloren.
Zou Wijn 't alleen willen probeeren? Zou hij de backs en den keeper kunnen passeeren?
Hij liep mee, ondanks 't ruwe haken van een Rotterdammer. Als 't noodig was, moest hij den bal overnemen...
't Was niet noodig!
Wijn zette door! 't Werd één van z'n beroemde rennen.
De tusschenlinie en de achterhoede keken verbijsterd toe. R.V.V. begréép 't gevaar. De linkerback besloot wat 't ook kosten mocht, den ren te breken.
| |
| |
Als een stuk steen wierp hij zich vóór Wijns voeten, maar deze had 't voorzien! Hij sprong over de back heen, snelde voort...
Alleen de keeper had hij nog vóór zich en deze liep uit!
't Was de eenige kans om den bal te houden! Nu zette Wijn over... hij had Wim in 't oog... deze lette op... door de snelheid schoot Wijn te schuin, maar Wim, ongewoon snel voor zijn doen, haalde nog net de streep...
Gillend vloog al wat Rotterdam was naar 't doel om te redden...
Te laat! - De uitgeloopen keeper kon den bal alleen nog even aanraken, te zwak om ze van richting te doen veranderen... Drie zat!
Buiten zichzelf van drift trapte de back Wim tegen 't onderlijf...
Zonder een kreet te slaken, zakte Wim ineen.
Mullers had alles gezien, maar 't niet kunnen beletten. Wim werd bewusteloos weggedragen.
‘Dat kost 'm een jaar schorsing,’ zei Mullers, woedend door dit ellendig gebeuren. De back moest 't veld uit! Nog enkele minuten - toen blies hij einde.
T.T.T. had gewonnen!
Meneer Olten wischte zich 't zweet van 't voorhoofd.
‘Nee,’ zei hij, ‘zóó had ik 't me niet voorgesteld, 't is een afslachting!’
‘Mijn gezond verstand zegt, dat dit geen voetbalspel meer is,’ viel meneer Gedemey uit, ‘ze zouden elkaar vermoorden om maar te winnen! En wat dan nòg?’
Wijn, zéér vermoeid, kwam langs z'n vader. De trots over de overwinning werd getemperd
| |
| |
door 't verslagen gezicht van meneer Olten. Vreugde viel er niet op te lezen. Meer angst en verontwaardiging.
Wijselijk deed Wijn niets anders dan even zeggen: ‘Tot straks.’
Als een domper viel een zwaar gevoel van onvoldaanheid op Wijn neer.
Kampioen van T.T.T. door deze drie - tweeuitslag, en toch, hij voelde zich gedrukt. Kwam 't door de onverwachte thuiskomst van z'n vader? Had hij zich overspannen? Zag hij tegen een later onderhoud met z'n vader òp?
Wijn liep in zichzelf gekeerd naar de tent, hoorde de juichkreten niet van 't jonge goed, dat met veel gezwaai en beweging de club kwam huldigen.
Hij nam ook geen deel aan de drukke gesprekken in de kleedtent. Alleen naar Wim ging z'n gedachte. Wat gaf 't, of ze allemaal verontwaardigd deden en te voorschijn kwamen met ijselijke plannen. Wijn wist veel te goed, dat Mullers zich ter dege zou roeren.
Wim werd er niet beter door.
Tot z'n groote ergernis hoorde hij, dat de jonge aanvoerder was weggebracht met een zwaren beenwond.
Misschien had Wijn zich toch wel te veel ingespannen en volgde nu een sterke inzinking.
Zoo snel mogelijk nam hij afscheid, keerde huiswaarts. Nu pas drong 't tot hem door, dat z'n vader met een vliegtuig was overgekomen. Onderweg overdacht hij, wat er in 't komende onderhoud diende gezegd te worden. 't Hing vooral af van z'n moeders houding. Het stond bij den jongeman vast, dat hij z'n club niet in den steek
| |
| |
zou laten, hoe z'n vader ook zou optreden.
Meneer Gedemey liet de ouders met hun zoon alleen.
Mevrouw Olten stortte tranen van vreugde, nu ze haar jongen zoo in z'n voordeel veranderd zag. Hartelijk werd de ontmoeting, en de vader vermeed elke toespeling op z'n studie.
't Verhaal van z'n luchtreis boeide Wijn en zoo verliep dat eerste onderhoud gezellig en hartelijk.
Toch merkte Wijn heel goed aan z'n vaders oogen, dat er iets broeide, maar opzettelijk stelde meneer Olten een gesprek over Wijn's studie uit tot den volgenden dag. Mevrouw kreeg nog gelegenheid enkele minuten met haar zoon alleen te praten. Ze bereidde hem vóór op een ernstig onderhoud en ze waarschuwde d'r jongen om goed over z'n besluiten na te denken.
Dien nacht bleef Wijn lang wakker. De woorden van z'n moeder deden hun uitwerking. Hij móést toegeven, dat hij z'n studie schandelijk had verwaarloosd. Z'n besluit stond vast, dat hij hierin verandering zou brengen, maar - in geen geval wilde hij 't voetballen er aan geven. Z'n club moest winnen. 't Volgende jaar kon hij opnieuw aanpakken...
Vader en zoon spraken met elkaar! Wijn erkende z'n fouten rondweg, beloofde tegelijkertijd van nu af aan niet langer z'n studie te verwaarloozen. Wèl bleef hij voetballen, maar 't volgend jaar trok hij zich terug.
Een handdruk bezegelde dit besluit.
|
|