| |
| |
| |
| |
VII.
Tumult.
Vrijdagavond voor de ontmoeting tusschen R.V.V. en T.T.T. kwamen de spelers van 't eerste elftal der Rotterdamsche club bijeen in een vrij onbekend café. Géén van de leden dronk iets anders dan koffie of thee en er werd maar heel weinig gerookt.
De aanvoerder van R.V.V., een zekere Jullings, begon de bespreking met een overzicht te geven van de ontmoeting met T.T.T.
‘We hebben den vorigen wedstrijd gewonnen, dank zij Vermaas en Pot. Ik zou deze samenkomst niet hebben gevraagd, als we nòg over die twee spelers beschikten. We weten allemaal drommels goed, dat Leuvers best speelt, maar Pot niet vervangt. Er is in onze verdediging 'n zwak plekje, en we móéten Zondag wéér winnen. Wij staan op twee, T.T.T. op drie.
Winnen we, dan blijft de stand zoo. Mocht Feyenoord van Achilles verliezen, dan bestaat er nog kans op 't kampioenschap!
Voorloopig hebben we alleen te zorgen, dat we Zondag winnen.
Als ik 't goed weet, schuilt 't gevaar van verliezen in die lange linksbuiten. Te oordeelen naar de krantenverslagen schiet die vent óók goed,
| |
| |
behalve nog z'n snelle rennen. Er moet dus voor gezorgd worden, dat die Olten onschadelijk wordt gemaakt. Gijzen en Pijpert zullen hem dus moeten bewaken. Onze kans op winnen zit 'm in onze kracht. T.T.T. heeft 'n stelletje kleine mannetjes, die we zóó tegen de vlakte loopen. Ze zijn alleen vlugger en gewiekster! Laten we dus onze kracht gebruiken! De scheidsrechter Palm is wèl goed, maar gauw moe. We bewaren al onze fut dus voor de tweede helft. Dan zoo forsch mogelijk. Tien tegen één, dat Palmpje niet alles ziet.
En nu 't voornaamste punt!
Stel eens, dat T.T.T. vóór komt na de pauze! Stel eens, dat we merken op 'n nederlaag te moeten rekenen?’
‘Dat zal niet gebeuren!’ brulde Voos, de halfback.
‘Makkelijk praten, jij, maar àls 't eens drie - twee wordt, kort vóór 't eind, wat dan?’
Voos keek grimmig, z'n grof, breed gezicht met de kleine oogjes zag rood.
Hij sloeg op de tafel, zoodat de kopjes rinkelden. ‘'t Moet geen drie - twee worden!’ schreeuwde hij, ‘zoodra 't gelijk is, zullen we er alles op zetten, om 't hoogstens gelijk te laten. Dan blijven we toch twee!’
‘Ja maar,’ zei Jullings, ‘voetbal is grillig! je bent nooit zeker van 'n overwinning!’
‘Dan moeten we toch die zekerheid maken!’ riep Voos, ‘je hebt 't zelf gezegd: we zijn ze allemaal de baas in lichaamskracht. Die moeten we dus op allerlei manieren in ons voordeel gebruiken. Laat mij maar schuiven! Ik zou best in staat zijn, om er eentje te kraken!’...
't Bleef enkele oogenblikken stil na de dreigende
| |
| |
woorden van Voos.
Ze wisten allemaal wat ze beteekenden! Eenmaal was hij al eens geschorst wegens ruw spel. Geen scheidsrechter of hij moest hem telkens waarschuwen. Enkele malen zag hij zich 't veld uitgestuurd. Jullings vond 't noodig een waarschuwend woord te spreken: ‘Haal ons alsjeblieft niets op den hals, Voos! Je laat je maar al te dikwijls verleiden tot overtredingen. Dan zou 't juist kunnen gebeuren, net als tegen Feyenoord, dat we verloren door 'n penalty! Doe in 's hemelsnaam geen dwaze dingen.’
Voos kneep z'n oogen nog meer toe, wachtte even, of 'n ander óók wat zeggen zou. Toen kwam er: ‘Ik zal zoet zijn, maar - als ik merk, dat we aan 't eind op verliezen staan, dan zal ik zorgen...’
Méér zei hij niet - z'n gezicht vertelde de rest.
‘Ik vertrouw op je,’ antwoordde Jullings, ‘breng ons niet in moeilijkheden!’
‘Misschien alleen mezelf!’ viel Voos uit.
‘Dat moet jij weten! 't Doet me in elk geval plezier, dat je zooveel voor de club voelt. Ik wil je eerlijk bekennen, 'n nederlaag zou ik niet kunnen verdragen. Er komt zooveel geluk bij, dat ik er best 'n straf voor over zou hebben àls we daardoor winnen.
Maar ik heb vertrouwen in onze eensgezindheid, in onze kracht vooral. Niet voor niks wedden onze supporters 10:1. Nog iets, mannen! 't Is me gebleken, dat sommigen van ons de buitenspelregel niet goed begrijpen, laat staan, dat ze in staat zijn, 'n val te zetten.
Daarin is T.T.T. ons óók de baas! Ze beweren
| |
| |
in de kranten, dat die zulke goeie hersens hebben. Best mogelijk! Wij zijn te stom! Niks van an! Sommigen geven zich geen moeite, om den regel toe te passen en daardoor 'n gevaarlijken aanval te breken. Jullie, Oosten en Giering maken er veel te weinig gebruik van. Willen we met z'n drieën strakjes 'n hoop gevallen behandelen?’
Oosten en Giering, 'n paar stevige, pootige jongens, maar met tienmaal zooveel spier als hersens, grinnikten alle twee. Ze wisten vooruit al, dat ze 't toch niet snapten. Dat geleuter ook! Je speelde voetbal, je trapte, je holde, maar sommetjes maken, neen merci!
Nou ja, ze zouden meteen wel luisteren naar hun aanvoerder, maar Zondag in 't veld ging 't toch weer boven d'r petje. Jullings zag de twee grinniken. Hij, die zelf niet dom was, moest erkennen, dat die beide stieren niets te leeren viel. Echte dommekrachten, die soms niet te onderschatten diensten bewezen. Voor hun zwaarte liepen ze nog ongewoon snel, maar van 'n val open zetten hadden ze geen benul.
‘Nou naar huis, jongens, niet verdwalen, hoor! Alles hangt er van af. Ik heb 'n sterk voorgevoel, dat we Zondag winnen en - dat Feyenoord verliest.’
Alleen Oosten en Giering bleven nog zitten en ze luisterden gewichtig, ze keken vol belangstelling naar de teekeningen van hun aanvoerder waarbij deze allerhande mogelijkheden demonstreerde.
Ze zeiden, dat ze er alles van snapten, maar...
Zondag.
Vroolijk en wel trokken de T.T.T.-ers per auto
| |
| |
naar Rotterdam, dat wil dus zeggen in zeven auto's. 't Bestuur ging mee en Wikke, de grensrechter ging ook mee. Toevallig reed een lid van de N.V.B., voor de technische commissie, achter hen, en Paddock ging ook mee!
De zon scheen vriendelijk, maar de wind deed raar. Laat waaien, de wind, als je veilig in een goeden wagen zit.
Wijn had gedroomd van een schoone overwinning, Peter van een smadelijke nederlaag, Guus vroeg aan Koos of hij weer Nelle's thee had meegenomen.
Koos trok de schouders op en hij antwoordde: ‘Wim heeft gelijk! Aanpakken, dóórzetten, oogen open, hersens wakker, dàt is je ware!’
In elke auto werd druk geredeneerd over de kansen van T.T.T.
De scheidsrechter Palm had een zwaar hoofd in den komenden strijd. Hij vertelde aan z'n reisgenooten, dat R.V.V. meermalen gemeene trucs had gebruikt. Na z'n aanmerkingen daarover, waren zij aan 't bekken gegaan. Eén keer scheelde 't een haartje, of ze hadden hem mishandeld.
‘Als ik u goed ken, meneer Palm,’ zei 't hoofdbestuurslid, ‘dan láát u zich niet mishandelen.’
‘Dat is een tweede! Al verzeker ik u, dat ze met d'r vijftigen op me aandrongen. De kunst is, in zoo'n geval, je kalmte te bewaren, niet tóónen of je bang bent, en opletten, wie de eerste klap geeft.’
‘Ik hoop u te kunnen bewonderen! In elk geval waarschuw ik onze consul. Die kan bij 't minste, de politie laten aanrukken.’
| |
| |
‘Uitstekend! 't Wordt een zeer gewichtige strijd voor allebei. De winner komt op de tweede plaats en kàn dan nog kampioen worden.’
‘Ik wil vanmiddag op enkele spelers letten. Er moet 'n uitstekenden linksbuiten bij zijn, en 'n uitmuntenden voorhoede-speler.’
‘Ik heb nog niet voor T.T.T. gefloten,’ antwoordde Palm, ‘wat ik er van hoor, geeft me aanleiding om iets goeds vanmiddag te verwachten.’
De auto's met de spelers reden dóór naar 't terrein van R.V.V. Ook de trainer stapte daar af, drukker dan ooit, overtuigd van een glansrijke zegepraal.
De vierde rang was al uitverkocht, voor de andere loketten stonden honderden te wachten. Nauwelijks waren de elf gekleed, of op bevel van de trainer moesten ze even oefenen. Een heele week niet oefenen verminderde de veerkracht, de soepelheid.
Wel hadden ze den vorigen middag een deuntje gespeeld, maar 't meest geoefend in 't schieten. Alleen Wijn was aan 't rennen getrokken, om aan 't slot negen keer in 't net te poffen. Wim deed een tikje zenuwachtig, maar de algemeene stemming stond op 't hoogtepunt. In alle spelers zat durf, zelfvertrouwen. Ze keken elkaar met heldere oogen aan, ze lachten, maar niet druk, ze bewogen armen en beenen met overleg. Er kwamen Rotterdamsche vrienden binnenstappen, eerst wat terughoudend door 't niet kennen van de stemming.
Nauwelijks zagen ze de opgewekte gezichten en hoorden ze de geestdriftige uitroepen, of ze herademden. In Rotterdam liep 't gerucht, dat
| |
| |
na de nederlaag van de vorige keer T.T.T. uitgeschakeld werd.
Geen enkele rookte, geen enkele dronk iets.
‘Na afloop!’ werd 't wachtwoord.
Van Uffel kwam vertellen, dat R.V.V. 't smoor in had, waarom wist niemand. Ze keken allemaal als oude bavianen, ze deden onwijs, maakten met iedereen ruzie.
‘Let goed op!’ waarschuwde Van Uffel, ‘als ze gaan verliezen, worden ze gemeen!’
‘Ik gil heel Rotterdam bij mekaar!’ riep de trainer, ‘zoodra ik wat zie.’
Palm gluurde eens om den hoek. Hij wilde allen schijn vermijden, dat hij enkele leden kende. Vandaar z'n latere komst. Hij keek opzettelijk ook even bij R.V.V., praatte enkele oogenblikken met Jullings, zonder ook maar eenigszins te zinspelen op 't vroeger gebeurde. Ook onthield hij zich van waarschuwingen.
Twee uur.
De gasten, mooi helder in hun gele truien, verschenen in 't veld, luid toegejuicht door de supporters.
De R.V.V.-ers kregen een ovatie! 't Uitverkochte terrein deed woelig. Er klonken scheepsroepers en sirenen.
Het was aan alles te merken, dat Rotterdam háár club wilde zien winnen, maar door 't onzekere ontstond een zeer levendig rumoer. Door 't uitgeven van te veel plaatsen, naderden de toeschouwers van den vierden rang veel te dicht 't net. Onder voorwaarde, dat iedereen zou blijven zitten, was de grens verschoven. Over de lengte van 't veld stond een straffe wind. Geen wonder, dat de aanvoerders popelden, wie de
| |
| |
toss zou winnen.
't Was Jullings.
Natuurlijk koos hij wind mee!
Na 't fluitje van Palm stelden de spelers zich òp onder een vreemde stilte van 't publiek. Iedereen verwachtte al bij 't begin iets bizonders.
Wijn keek z'n overbuurman eens aan, hij schrikte van de nijdige oogen. Toen liet hij z'n blikken over de andere R.V.V.-ers gaan. 't Trof hem, hoe strak en somber ze allemaal keken. 't Aanvalssein overviel Wijn nog. Als door 'n electrischen schok raakten de lichamen in beweging.
Van meet af aan leefde 't publiek mee, want al dadelijk zat de spanning er in!
De bal leek betooverd!
Hij vloog heen en weer, 't werd een stroom van afgeslagen aanvallen.
Beide partijen gaven zich geheel.
't Bleek al spoedig, dat T.T.T. vlugger was, maar voorloopig wisten de spelers er geen voordeel uit te halen.
Wijn zag zich streng bewaakt. Kreeg hij de bal toegespeeld, onmiddellijk zaten twee R.V.V.-ers hem op de hielen, beletten een ontplooien van 't spel, trapten zooveel mogelijk uit.
Wim Vormers merkte dat wel, en begon opzettelijk rechts over te zetten, maar 't lukte de voorhoede niet den bal in 't net te plaatsen.
't Veld loeide en brulde bij elken stormloop. Eenmaal brak Voos in z'n eentje dóór, rende langs de lijn... daar zag hij een gat... Pom!... Nee, Koos was uitgeloopen en stopte op 't nippertje...
't Spel bewoog heen en weer, van een meerderheid bleek niets. Verdediging en aanval waren
| |
| |
elke vijf minuten aan 't woord. Rotterdam krijschte om 'n doelpunt. Als één man rees alles op, toen er na een hoekschop 'n worsteling vóór 't doel ontstond. Niemand zag den bal meer, door de wirwarreling van de spelers.
De keeper geleek 'n groote pop, die telkens omhoog ging. Af en toe 'n rauwe kreet als de bal zichtbaar werd vlak voor 't doel van T.T.T. Eensklaps verscheen 't bruine ding in de blauwe lucht, plofte in 't verlaten veld. De beide backs holden er op af, om terug te werken en R.V.V. een nieuwen kans te geven, maar 't liep op niets uit.
Vier minuten vóór de rust kwam de groote verrassing.
Wim had ondanks 't zwoegen toch gepiekerd over 't vruchtelooze meespelen van Wijn.
Op zeker oogenblik, toen ze elkaar konden spreken na 'n uittrap, fluisterde Wim hem in 't oor:
‘Probeer 't eens alleen!’
Dat was koren op den molen van Wijn, maar de gelegenheid kwam niet, tot - vier minuten vóór rust.
Toen niemand er op verdacht was, verschalkte Wijn z'n bewakers, trapte den bal een reuzeneind weg, zette toen al z'n spieren in werking, rende met zóó'n vaart als nog zelden was aanschouwd, den bal achterna, trapte die weer rechts, hij er achter, toen weer links, hij als een komeet er naar toe... 't publiek hield zich stil... alleen enkele gillende waarschuwingskreten voor den keeper.
Deze sprong als een kakkerlak heen en weer in z'n goal. De twee backs liepen te hijgen...
| |
| |
Wijn vloog nòg... Wijn dacht niet meer, hij zag alleen den bal, den bewegenden keeper... hij naderde 't doel... de keeper liep uit...
Joep! zei Wijn, links dien bal... joep! voorbij den keeper... joep!... er in! juist toen de backs Wijn bereikten...
En de scheidsrechter flóót.
T.T.T. leidde met één - nul.
Duizenden Rotterdammers zaten verbluft te kijken. Velen zochten een reden om uit te kunnen varen. Er wàs niets. Volkomen in orde!
Toen werd 't natuurlijk een geschreeuw van: wacht maar! na de rust! dan zul je wat anders zien!
De menigte joelde, de lucht was vervuld van vreemde geluiden.
De rondwandelende toeschouwers van de hoogere rangen raakten óók eenigszins opgewonden. Iedereen verwachtte een spannend vervolg van den strijd.
De wedders op R.V.V. keken sip!
Scheidsrechter Palm dronk z'n thee heel wat minder rustig dan gewoonlijk. Hij voelde zich niet op z'n gemak! Nòg zag hij de harde gezichten van de R.V.V.-spelers, nòg hoorde hij hun grove, platte opmerkingen, soms bij schelden af. Tot nog toe had hij den wedstrijd goed in de hand gehouden, de teugels strak, want ook hij kende z'n volkje.
Bij de minste overtreding, blies hij, streng lette hij op de gnieperds, die door gemeen spel trachten te winnen. Nu stond het in 't voordeel van T.T.T. Het zou voor Palm heel wat plezieriger geweest zijn, als R.V.V. vóór stond. Nu vreesde hij voor een toenemende ruwheid, een
| |
| |
forceeren van 't spel, pogingen tot leelijk nemen en trappen.
Hij wist, hoe duizenden Rotterdammers diep teleurgesteld zouden zijn, als R.V.V. verloor. Op welke wijze ze zich dan gingen uiten, vermoedde Palm wel, met de herinnering aan een ontmoeting, die eindigde met een felle knokpartij!
Hij zelf moest hals over kop vluchten... Opzettelijk liet Palm de pauze wat lang duren - misschien kalmeerden de gemoederen wat. Maar, hoe dan ook, hij nam zich vóór, strikt rechtvaardig te oordeelen en bij de minste onregelmatigheid scherp te straffen.
Met kracht overwon hij z'n bekende slaperigheid, waaraan velen zich dikwijls hadden geergerd. Dan merkte hij soms de grofste fouten niet.
't Spel werd hervat.
T.T.T. kreeg nu den wind mee.
Palm keek scherp rond... als hij goed zag, speelde de lange Olten nu midvoor.
Dat verbaasde hem niets, want er zat schot in z'n beenen! Op den linkervleugel bleef hij te veel werkeloos.
Enkele seconden zat heel de menschenmassa stil te kijken, wachtende op 't fluitje van Palm. Deze voelde z'n ongerustheid toenemen bij 't zien van de harde, strakke gezichten der R.V.V.-ers.
Hij flóót...
Onmiddellijk zat hij tusschen de spelers in - 't scheelde een haar, of de bal had hem getroffen.
Wakker! wakker! Palms oogen stonden wijd open, hij zag alles!
R.V.V. haakte... vrije schop! R.V.V. raakte
| |
| |
de bal aan. R.V.V. duwde in den rug. R.V.V. zag 't buitenspel staan niet, gromde hevig, 't hielp niemendal.
Palm hoorde 't vloeken en 't onderdrukte schelden, hij zag de gezichten nijdiger worden, nu de eerste aanvallen mislukt waren. T.T.T. viel op zijn beurt onversaagd aan.
‘Niet bang zijn!’ luidde 't wachtwoord, ‘niet alleen verdedigen, aanvallen, aanvallen! Palm is wakker!’
Toch kwam na een kwartier 't tegenpunt! En - verdiend!
Rotterdam scheen krankzinig geworden, Rotterdam gilde, krijschte, Rotterdam danste en zwaaide met de armen.
Ha! nu ging 't om 't winnende punt! Alle hoop van T.T.T. was op Wijn gericht. Tot tweemaal toe had hij dan ook den bal vóór doel gebracht en alleen door 't prachtig stoppen van den keeper waren er geen punten gemaakt.
Gelijk spel! buitengewoon spannend oogenblik, toen 't fluitje weer snerpte.
Wijn speelde als nooit te voren, maar R.V.V. zette er alles òp, te heftig eigenlijk om te kunnen winnen. Viermaal ging een goede kans door zenuwachtigheid verloren.
't Regende vrije schoppen en onverwachts kwam er een penalty!
Palm had gezien, hoe Voos in 't strafschopgebied de lange midvoor van T.T.T. een gevoelige natrap toediende, zóó hevig, dat Wijn neerzakte en eerst na enkele minuten zich weer kon oprichten. Z'n been moest verbonden worden.
't Ergste was, dat hij nu zelf de strafschop niet kon nemen.
| |
| |
Woedend keek R.V.V. toe... als de bal in 't net ging, dan stonden ze weer achter. In elk geval, die beroerde lange was verder onschadelijk, dachten ze.
Wim Vormers stelde zich òp, vast besloten, in te schieten. Wijn vestigde z'n oogen op 't doel... een korte aanloop van Wim... een trap... en - 't was twee - één!...
Rotterdam gromde als 'n nijdig beest! Rotterdam mopperde en schold...
Wijn liep moeielijk, z'n been hinderde hem vreeselijk. Geméén van die back! Maar - 't scheelde een punt!
Wijn besloot zich alleen te bepalen tot afwachten. Als hij 'n kans kreeg, zou hij toch loopen, en dan, en dan, en dan móést de bal er in!
Maar de kans kwam niet!
Integendeel, 't tweede punt voor R.V.V. werd gemaakt!...
Weer gelijk.
R.V.V. leefde òp, de gezichten ontspanden zich, nog één in die laatste tien minuten en - de overwinning was hùn!
Vooruit, vooruit!
Wijn huilde haast van woede en zenuwachtigheid... hij kòn niet snel meer loopen. Heldhaftig deed hij met mannenmoed nog pogingen om de pijn niet te voelen. 't Ging niet, en met angst in 't hart zag hij de aanvallen van R.V.V. steeds gevaarlijker worden.
T.T.T. zwoegde, Palm overtrof zichzelf! Niets ontging hem, zoodat Voos z'n leelijke praktijken niet kon toepassen. Hij had trouwens een waarschuwing gekregen. Toch was hij vast besloten, T.T.T. de zege niet te gunnen. Liever trapte hij
| |
| |
er nog één 'n been stuk! Goed, wegsturen dan maar, schorsen desnoods, best, maar T.T.T. mocht niet winnen!
Met onmiskenbaren durf stormde hij ook bij elken aanval van T.T.T. op de spelers af, wierp zich éénmaal wild voor de voeten van Peter, die daardoor leelijk viel. Hij brak zoodoende een gevaarlijke aanval. Wijn raakte òp... z'n been stak ontzettend, 't zweet brak hem uit... hij móést even rusten...
Dicht bij 't doel van R.V.V., na een uiterst gevaarlijken aanval van de tegenpartij, dreigde Wijn neer te zinken. Wim zag 't, wenkte hem: rust even. En Wijn bleef achter, toen R.V.V. met weergaloozen durf een aanval deed op 't T.T.T.-doel. Wim Vormers, ongewoon vermoeid, voelde z'n moed zakken. Toch klonken z'n bevelen, toch overzag hij 't gevaar, toch verdeelde hij z'n spelers goed.
Heel Rotterdam hield den adem in... daar kwam 't winnende punt... nee! nee! nee! Koos hield den bal, maar, helaas, hij kon 'm niet voldoende wegwerken. Met de handen wierp hij 'm naar Guus. Deze, te vermoeid, zag geen kans hem over te geven door de toestormende Jullings. Hij trapte eenvoudig uit.
Met een boog keerde de bal terug uit 't publiek... daar plofte hij dicht bij de goal op den grond.
De meeste R.V.V.-ers liepen achteruit - 't was immers een uitbal.
Koos deed toen, wat hij tot nog toe nooit had gedaan! Hij liep snel toe, gaf ineens zonder aarzelen de bal een lel, zóó raak, dat 't ding met 'n vaart over de hoofden van alle spelers heen
| |
| |
vloog en - dicht bij Wijn neerviel. Wijn zag 't... goeie genade!... hij was vlak bij 't doel van R.V.V.
Géén pijn! géén kriezel! niets! niemendal! Daar lag de bal... een eind weg de R.V.V.-ers... de backs kwamen toeloopen... Wijn vergat alles... Wijn zag 'n bal... dáár de goal... pang... de keeper, verrast door dit vreemde gebeuren, miste... de bal zàt!... drie - twee!
Toen barstte er eensklaps een oorverdoovend gehuil los! 't Werd één schreeuw van: ‘Buitenspel! buitenspel!’
Vuurroode gezichten, heftige gebaren, enkelen liepen van hun plaats...
't Geloei van buitenspel hield áán, maar - de scheidsrechter wees naar 't midden...
Wat! wàt!! wàt!!! was dit geldig! Was die vent stapelgek? Die stommeling! 'n Klein kind kon 't buitenspel staan van die lange wel zien. Zoogenaamd had hij een zeer been, ja, ja, wat 'n loeder!
Er ontstond een soort van razernij onder de Rotterdammers.
Rauw en doldriftig gilden en brulden ze:
‘Ongeldig! buitenspel! Idioot! Eend! Weg met dien stommeling! Omgekocht! Slaat 'm dood!’
De R.V.V.-ers waren op hun beurt naar Palm toegeloopen en met dreigende vuisten braakten ze hun scheldwoorden tegen hem uit.
De scheidsrechter, bleek, maar kalm, zei alleen:
‘'t Was géén buitenspel!’
Dan volgde een nieuw gehoon en geraas, in aansluiting met de onbeschrijfelijke herrie aan de lijnen. Tientallen drongen naar voren, liepen 't veld in, schreeuwend als dollemannen. Wijn was,
| |
| |
kort na z'n goed gericht schot, neergestort. Hij werd door de snel toeloopende helpers opgenomen, want al meer stroomde 't veld vol met protesteerende Rotterdammers.
‘Die houdt zich maar zoo!’ werd er geschreeuwd bij 't zien van de weggedragen Wijn.
De T.T.T.-ers omringden Palm. Ze weken zachtjes aan terug naar de tent.
Een aantal bestuursleden holden naderbij, politie verscheen... de opgewonden gemoederen zagen geen agenten, alles bleef gillend protesteeren. De hevigsten stormden op Palm af en alleen met groote moeite wisten de toegesnelde supporters van T.T.T. erger te voorkomen...
Palm ontkwam met 't elftal...
Enkele minuten later veegde de bereden politie 't veld schoon.
Toch hield 't rumoer aan.
De meer rustige toeschouwers voelden d'r hart sneller kloppen. Iedereen wachtte in spanning wat er verder ging gebeuren.
't Bestuur van R.V.V. ging óók hevig te keer. Niemand luisterde, niemand dacht na, iedereen liet zich door z'n zenuwen overheerschen.
Met veel driftige woorden diende R.V.V. een protest in.
Toen pas kreeg de scheidsrechter gelegenheid z'n houding te verklaren:
‘De bal kwam uit 't publiek, de keeper trapte zonder den bal aan te raken, deze 't veld in. Olten trapte in 't doel.
De bal was dus nog door geen enkel speler aangeraakt. Olten stond dus nog niet buiten spel!’
Tot viermaal toe moest Palm z'n uitlegging herhalen, eer een voldoend aantal schreeuwers
| |
[pagina p.t.o. 112]
[p. p.t.o. 112] | |
Toen niemand er op bedacht was, verschalkte Wijn zijn bewakers,...
(Blz. 105.)
| |
| |
de juistheid van z'n beslissing moesten erkennen.
Na een half uur verschenen de beide ploegen weer in 't veld - er moest nog zes minuten gespeeld worden.
Opnieuw barstte 't gehuil los, maar er scheen toch iets gehoord te zijn. Van lieverlede bedaarde de storm, af en toe weer even oplaaiend.
De bereden politie waakte.
Bijna lukte 't R.V.V. de gelijkmaker in 't net te schieten. Als door 'n wonder ketste de bal van de lat in de handen van den keeper. Onder de grootste spanning verliepen de laatste minuten - toen klonk 't eindsignaal - 't blééf drie - twee!
Misnoegd, diep teleurgesteld, morrend en nijdig trokken de Rotterdammers weg.
En Wijn lag buiten kennis!...
Met de grootste zelfbeheersching had hij gewacht op den uitslag. Nauwelijks hoorde hij:
‘T.T.T. heeft gewonnen!’ of z'n kracht was uitgeput, en hij verloor 't bewustzijn...
|
|