| |
| |
| |
| |
II.
De eerste Zondagmiddag.
Ondanks 't lawaai van de elf kostgangers, sliep Wijn een gat in den dag. Mevrouw begreep 't wel. Zij vond 't voor zoo'n eerste avond wel een beetje kras, maar meneer zei: ‘Als ik dat karakter goed begrijp, dan is 't uitstekend voor 'm geweest.’
Hij kreeg gelijk óók, want de jongen ontpopte zich tot een opgewekte, aardige boy, die zich verder gemakkelijk leerde aanpassen en vroolijk 't nieuwe leven meemaakte.
De enkele dagen voor 't beginnen van de colleges besteedde hij aan 't afleggen van bezoeken bij een paar verre familieleden en kennissen van z'n ouders. Dan zorgde hij voor 't koopen van de benoodigde studieboeken en verder genoot hij van 't mooie najaar.
Li en Foe liepen nog geen college, ze konden dus veel met Wijn uitgaan. Samen zwierven ze door de omstreken. Op één van die tochten verbaasde hij de Chineezen door z'n springen en z'n loopen. De beide kleine mannetjes waren heelemaal geen sportliefhebbers. Nou ja, ze gingen geregeld naar voetbalwedstrijden omdat de meesten ze bezochten.
Eerlijk gezegd, ze hadden er de figuur niet voor,
| |
| |
ze zouden zich belachelijk gemaakt hebben.
In de duinen dwalen vonden ze al mooi genoeg. Wijn was hun geregeld een paar passen vóór. Hij kòn niet met de twee lilliputters gelijk blijven.
Daarom zette hij 't soms op een loopen, of hij deed geweldige sprongen, die de twee hem met verbazing zagen doen.
Aan tafel nam Wijn nu gewoon aan 't gesprek deel. Hij durfde zelfs de plagerijen van Mieke beantwoorden met soms heel rake zetten.
Meneer glunderde dan, knikte tegen z'n vrouw, wat beteekende: ‘Heb ik geen gelijk gehad? Is 't geen aardige vent?’
De eerste brief, die Wijn naar huis zond moest z'n ouders wel volkomen gerust stellen. Uit alles bleek, hoe de jongen zich in z'n nieuwe woning thuis voelde en 't recht naar z'n zin had.
't Jonge goed mocht hem na enkele dagen graag lijden en omgekeerd, hij vond de drie meisjes heel aardig en met de jongens werd bij de beste maatjes.
Zondagmorgen scheen de zon stralend over 't Haagje.
Met verwondering keek Wijn in 't rond, nu hij 's morgens 't gewone rumoer van een drukke stad miste. Met de beide Chineezen tippelde hij de Laan van Meerdervoort af, de laan zonder eind, en zoo naar Kijkduin, waar 'n kopje koffie genoten werd.
De jongen voelde zich gelukkig en genoot van zon en lucht en vriendschap.
En 's middags zou hij een massa nieuwe kennissen maken, want volgens Li kwam heel den Haag 's middags op de match. Dat was zoo de
| |
| |
gewoonte, omdat de leden van de voetbalclub H.B.S. óók voor 't meerendeel studeerende jongelui waren, terwijl ook T.T.T. daarvoor bekend stond. Juist deze ontmoeting tusschen de bekende vereenigingen, waarvan de meer gegoede burgers lid waren, trok verbazend.
Wijn hoorde z'n ooren doof, want Han Vossen en Geert Malba waren lid van 't derde en vierde elftal van H.B.S.
Die brachten hem op de hoogte!
Mieke praatte óók mee. Ze stak 't onder geen stoelen of banken, dat ze vrééselijk graag wou voetballen, en in 't diepste geheim vertelde ze Wijn, dat ze al verscheidene keeren met een bende meisjes had getrapt.
Wijn had in Bandoeng al veel van H.B.S. gehoord. Hij was nieuwsgierig, de Kraaien eens te zien spelen, de oude kampioen van Nederland!
Han deed een uitvoerig verhaal over een echte kraai, een vogel, die geregeld in de goal werd gezet. Volgens hem ging 't H.B.S. niet goed meer sinds de vogel dood was.
‘Waarom nemen ze dan geen nieuwe kraai?’ vroeg Wijn lachend, ‘kraaien genoeg!’
‘Met jou is geen praten,’ viel Han uit. ‘twee musschen zijn toch óók niet eender, nou dan, twee kraaien net zoo min! De kraai, die dood is, bracht ons geluk. En nou is 't huilen! 't Eerste elftal stond verleden jaar op één na onderaan. Je zult wat beleven vanmiddag.’
‘Is T.T.T. dan sterker?’
‘O ja, dat is de nieuwe eerste klasser.’
‘'t Is dus eigenlijk een gemengde club?’ vroeg Wijn.
Foe vertelde nog: ‘H.B.S. vindt zich heel erg
| |
| |
voornaam, terwijl T.T.T. eenvoudig naar goede voetballers vraagt, student of niet.’
‘Wat beteekenen nou die letters?’ vroeg Wijn, ‘T is natuurlijk trap! En verder?’
Han wist 't niet eens, maar Geert antwoordde:
‘Taaie, trouwe trappers!’
‘Nou, jullie letters zijn beter! Houdt braaf stand,’ vond Wijn, ‘maar eigenlijk scheelt 't niet veel. En jullie met je braaf! Ook geen woord!’
Han deed beleedigd. ‘Je vergeet, dat 't oud-Hollandsch is, braaf beteekent dapper!’
Wijn ging er tegen in. ‘Nou, ik vind taai veel echter, taai trappen, en elkander trouw blijven, geen ruzies, geen jaloerschneid! Nee, 't lijkt me goed gekozen!’
Han en Geert deden geraakt, te meer, omdat T.T.T. werkelijk taai trapte, en eensgezind bleef.
Mieke deed óók nog een duit in 't zakje.
‘Ze zijn bij T.T.T. veel aardiger!’
‘Nou, daar win je geen wedstrijd mee!’ riep Wijn.
‘Zóó bedoel ik 't niet! die lui van H.B.S. kunnen zoo saai zijn, zoo soezerig en langzaam.’
‘Ga jij ook wel 'ns kijken?’ vroeg Wijn.
‘Ik ga elke match met Gerard en z'n zus.’
‘Twee dames op één kaart?’ spotte Wijn.
‘Gerard is lid en z'n broer óók, maar die neemt nooit een meisje mee.’
‘Groot gelijk!’ riep Wijn, ‘meisjes kijken toch niet naar 't spel!’
Mieke verdedigde zich. ‘Wedden, dat ik onder 't eten alles van a tot z weet?’
Li waarschuwde Wijn. ‘Pas maar op, ze weet alles van buitenspel en strafschop, en al de fouten van den scheidsrechter ziet ze!’
| |
| |
Wijn keek peinzend voor zich uit - 't leek hem vreemd, zoo'n meisje voetbal-enthousiaste.
Meneer Gedemey viel haar bij:
‘Waarom kunnen meisjes wèl van zwemmen, fietsen, paardrijden, korfbal, hockey houden, en niet van voetbal?’
‘'t Is geen spel voor meisjes!’ riep Han.
‘Ik zeg toch niet, dat ze 't moeten spelen! Als een meisje van sport houdt, dan kan ze best bewondering voelen voor een goed partijtje voetbal.’
Li vond 't noodig op te merken: ‘Een goed partijtje. Tegenwoordig zie je niet veel goede partijtjes meer.’
‘Waarom niet?’ vroeg Wijn.
‘Ja, ik ben niet zoo op de hoogte. Hou jij er van?’
Wijn dacht na. ‘Ik heb 't altijd graag gedaan. 't Is een echt spel.’
‘'t Moet spèl blijven!’ merkte meneer op, ‘'t ontaardt zachtjes aan. Ik zou liever hebben, dat jij er niet mee begon.’
Verrast keek Wijn op.
Wat hoorde hij daar? Juist voor studeerende jongelui is sport zoo gezond.
Meneer zag 't verwonderde gezicht van Wijn. Daarom voegde hij erbij: ‘Ik bedoel niet, dat ik je van voetballen zou willen terughouden, maar wel van 't wedstrijdleven!’
De tijd schoot onder 't praten hard op - 't liep al tegen éénen.
Mevrouw kreeg 't laatste woord. Met haar lieve stem zei ze kalmpjes: ‘Overal, waar te bij komt, deugt niet.’
Daar moesten ze maar eens over denken. Kort
| |
| |
na de lunch brak 't heele gezelschap op. Meneer en mevrouw kregen een rustigen middag, want alle twaalf trokken ze naar 't voetbalveld, in verschillende groepjes met vriendinnen en kennissen.
Wijn had door al 't redeneeren wel eenige belangstelling gekregen. In elk geval zou hij den heelen middag in de buitenlucht zijn, nieuwe kennissen maken, allerlei lui uit Delft ontmoeten, misschien latere vrienden.
Met d'r drieën liepen ze naar Houtrust. In de verte zag Wijn de vlaggen vroolijk wapperen boven den ingang.
Tal van auto's snorden hem voorbij. Op zeker oogenblik kreeg hij een stomp van Li. ‘Daar gaat Elias Vane!’
Wijn zag de auto, waarin een slanke, jonge kerel zelf chauffeerde.
Die naam had hij zelfs in Indië wel hooren noemen. Dat moest een prima achterspeler zijn, die geregeld in 't Nederlandsch elftal gekozen werd.
Voor den ingang stond al een lange queue, 't zou vol loopen.
Nu kreeg Wijn toch dat eigenaardige gevoel van menschen, die een strijd gaan bijwonen. Van de vroegste tijden af hebben de mannen in 't bizonder van strijd gehouden, en al eischte 't moderne leven een tegengaan van bloedvergieten, op vredelievende wijze verlangen duizenden een strijd mee te maken, òf op geestelijk gebied, òf in lichaamskracht en behendigheid.
Wijn werd stil, zag alles om zich heen. Aan de controle stonden enkele kennissen van Li en Foe.
Wijn werd voorgesteld en al dadelijk begon 't
| |
| |
gepraat over de beide clubs. Met elkaar liepen ze 't hek langs, voorbij de vroegere kleedkamers, de tribune van den tweeden rang, nu al van onder tot boven bezet.
Links lag 't voetbalveld, grenzend aan andere terreinen voor korfbal en voor lagere elftallen.
Na een kort overleg besloten de Chineezen met hun vrienden aan 't lijntje te blijven staan. Zoo noodig konden ze straks op de dwarspalen zitten.
Voorloopig bleef 't een kijken naar de voorbijkomenden en naar 't publiek op de eerste rangstribune.
Aan de overzijde van 't groene veld stonden de derderangs toeschouwers, terwijl rechts achter 't net een massa staanplaatsen bezet waren door jongens en mannen, die niet meer wilden of konden missen dan een paar kwartjes. De zon overscheen 't kleurige, vroolijke tooneel. Ginds lag de stad, een frissche zeewind stond schuin over 't veld. Deze eerste wedstrijd in 't nieuwe seizoen ging wel onder de gunstigste omstandigheden.
't Liep vol! Drie rijen dik hoopten de liefhebbers zich op achter 't lijntje. Merkwaardig genoeg bevonden zich daar heel wat aardige jonge meisjes bij. Tusschen de twee lange tribunes op een verhooging klonk 't luidruchtig gekakel van lagere elftal-spelers. Onder hen zag Wijn ook Han en Geert.
Tot z'n groote verbazing merkte hij, dat er op een eenigszins bedekte wijze werd gewed. Dat ging tien tegen één op T.T.T., waaraan vele H.B.S.-leden zelfs meededen.
Wijn raakte onder den indruk, want aan alle kanten maakten de toeschouwers zich al bij
| |
| |
voorbaat warm. Bijna uitsluitend bewonderaars van H.B.S. vulden de rijen. Op de tribune zaten in een gereserveerd gedeelte de supporters van T.T.T. Maar ook derde en vierde rangsbezoekers bleken aanhangers van deze club. Af en toe klonk er een toeter en dan laaide 't rumoer even op ten gunste van de nieuwe eerste klassers.
Wijn leerde weer wat bizonders: er waren vereenigingen van trouwe bezoekers, die geregeld alle wedstrijden van de door hen bewonderde club zouden volgen, ook in andere plaatsen.
Ook H.B.S. had z'n supportersbond. Op eens steeg er een luid gejuich de lucht in - daar verschenen elf jonge kerels, lenig en vlug uit de kleedtent, naast de tweederangstribune, allen in zwartgrijze broeken en gele truien. Ze schopten een splinternieuwe bal met zich mee, draafden 't veld in, en dadelijk begonnen ze te trappen.
't Viel Wijn op, dat ze bijna allen klein van stuk waren en blond van haar.
‘Dat mooie clubhuis heeft H.B.S. door 't kampioenschap verdiend,’ vertelde Rob Dongers, die zich bij 't troepje had aangesloten. Hij liet er een beetje smalend op volgen: ‘Ze hebben de weelde niet kunnen dragen. Verleden jaar op één na onder aan.’
‘Natuurlijk zijn ze weer in de late,’ mopperde Sjoerd Mellinga naast Wijn.
Onwillekeurig sloot deze zich bij hem aan, omdat ook hij in Delft ging studeeren. 't Leek een gezellige praatvaar, die uitstekend op de hoogte was, zoowel van de spelers als van 't spel.
‘Wie is scheidsrechter?’ informeerde Li.
‘O, Wittert, een strenge, met kraai-oogen,’ antwoordde Sjoerd, ‘daar heb je 'm al. Die is
| |
| |
niet bang om H.B.S. te beboeten. Hij kijkt op z'n horloge. Zie je, hij fluit, en er komen net pas acht H.B.S.-ers aan hollen.’
Wijn bekeek ze met nieuwsgierigheid - 't zwarte kostuum stond ze goed. Aller aandacht werd samengetrokken op Elias Vane, de bekende achterspeler van H.B.S. De beide aanvoerders van de elftallen drukten den scheidsrechter en elkaar de hand. Toen werd er getosst.
T.T.T. won den opgooi en verkoos te beginnen met den wind mee.
Eerst nu holden de overige kraaien 't veld op. Wittert floot: opstellen! Twee en twintig gezonde jonge mannen namen hun plaatsen in.
't Gansche publiek keek stil toe - iedereen wist, dat er veel van 't begin af hing. Weer raadpleegde de scheidsrechter z'n horloge - 't was tien minuten over twee. 't Bruine gekervelde ding, de bal, lag rustig in 't midden. Duizenden oogen zouden verder elke beweging er van volgen. Wijn keek met de grootste belangstelling toe. Waarom wist hij zelf niet, maar ondanks de ophemelarijen om hem heen van de zwarte spelers, voelde hij een sterke sympathie voor de gelen. In hun loopen en staan zag hij iets energieks, ze bleven ook alle tien onbeweeglijk met de oogen nu al op den bal. H.B.S. deed onverschillig, 't laatste oogenblik peuterde er nog één aan z'n schoen. Hun houding leek slapper en futloos. De meesten draaiden, keken naar 't publiek. 't Fluitje snerpte - H.B.S. trapte af. Volgens de gewoonte gaf de midvoor de bal een schop achteruit. Geen seconde aarzelde T.T.T. om den aanval te beginnen. H.B.S. kreeg zelfs geen kans om door te trappen. T.T.T. zat al op den bal.
| |
| |
Alle spelers gaven zich, wachtten niet tot er een kans kwam, ze zochten die, snelden toe, begrepen elkaar. Voort ging de bal, naar 't doel van H.B.S. Over en over vloog 't bruine ding tot vlak bij de goal. Pang! deed Wim Vormers, een goedgericht schot... flap! tegen de lat! Elias Vane schoot toe, hij nam den bal mee, een reuzen kei, en 't gevaar was geweken! Nog geen drie minuten had 't spel geduurd. Hevig geraas en getoeter, een woeste aanmoediging van de T.T.T.-supporters.
Opnieuw bemachtigden ze den bal, wéér ging 't voorwaarts, zeker plaatsend, buitengewoon zuiver schietend. Voort! Heel de T.T.T.-aanhang gilde... iedereen voelde een doelpunt komen... Weer kreeg de kleine Wim Vormers den bal toegespeeld... een schot... Elias Vane vloog toe, stak een been uit, kets! hij veranderde van richting, de doelwachter, iets zenuwachtig, liep uit, ving den bal, wierp hem met de handen terug... Wim er op af! Overgezet naar de vrijstaande Peter Dracht... daar kwam 't doelpunt... ja!... wat? floot de scheidsrechter?...
Elias Vane wist buitenspel te forceeren! 't Doelpunt werd ongeldig!
Wijn begon mee te leven. Dat buitenspel staan leek hem een goeden zet! Wèl zag hij de meerdere fut van T.T.T. Zij bleven in den aanval, want wéér kwamen ze opzetten. 't Koppen deden ze schitterend. Tot vijfmaal toe sprong de bal van 't eene hoofd op 't andere. Zonder Elias Vane, die telkens redde, zouden er al twee punten gemaakt zijn. Hij alleen voorkwam 't ergste! Op buitengewoon handige manier goochelde hij den bal tusschen de beenen van een speler
| |
| |
weg, nam 't ding mee, zag met één oogopslag naar wie hij moest aangeven, en deed dat dan zeldzaam zuiver.
Altijd bleef hij volkomen kalm en meester over den bal.
Toch kon hij alleen z'n club niet sterker en vlugger maken.
Na veertien minuten spelen gaf de middenlinie van T.T.T. goed aan, de voorhoede gaf prachtig door, van man op man, weer schoot Elias toe, maar nu kwam hij een seconde te laat. De puike schutter, die Wim Vormers was, schóót - en de bal zàt!
Een oorverdoovend gejuich brak los - de aanhangers van T.T.T. dansten als dol in 't rond voor zoover ze staanplaatsen hadden.
De H.B.S.-menschen keken sip! Allen voelden een nederlaag komen.
't Duurde dan ook geen vier minuten, of voor de tweede maal werd 't doel van H.B.S. doorboord. Vlak voor rust volgde 't derde punt.
Wijn zag de ontstemde gezichten van de kraaien. Nu pas begonnen ze de tanden op elkaar te zetten. Er volgde een werkelijk goeden aanval, maar de schutter ontbrak, die een tegenpunt kon maken. 't Werd dus drie-nul.
In de pauze begon de groote parade. Velen stormden naar de restauratie om even als de spelers een kopje thee te gebruiken. De meesten vergenoegden zich met heen en weer te wandelen, kennissen aan te spreken en grapjes met jonge meisjes te maken.
Wijn zag er opgewonden uit. 't Spel had hem toch meer geboeid dan hij gedacht zou hebben. Hij moest Sjoerd gelijk geven, die met klem
| |
| |
beweerde: ‘Als H.B.S. zich niet herstelt en dóór gaat zooals in de laatste minuten, dan wordt 't een schandelijke nederlaag,’
Han en Geert liepen met woedende gezichten rond. Hùn club speelde allerakeligst, hùn club verloor tegen een nieuwbakken eersteklasser.
Op zeker oogenblik voelde Wijn zich aan z'n jas trekken. Hij keek om en herkende Mieke met een vriendin en twee jongelui.
‘Naar hè?’ riep ze, maar toch lachte ze vroolijk.
Rob keerde na een poosje terug van een bezoek aan de kleedkamers.
‘Ze zijn dol!’ vertelde hij, ‘meteen zullen ze ons eens wat anders laten zien.’
De supporters van T.T.T. deden geweldig druk - zij waren zéker van de overwinning. Zij lieten zich uit, alsof hùn club bovenaan zou komen aan 't eind van de competitiewedstrijden.
Onder een algemeene spanning zochten de toeschouwers hun plaatsen weer op, want de elftallen verschenen in 't veld.
Wijn merkte dadelijk, dat H.B.S. werkelijk veel wakkerder was geworden. Zij hadden nu wind mee, wat niet véél voordeel opleverde, omdat hij ging liggen.
Wijn keek met aandacht naar de strakke gezichten van de kraaien. Hij was er van overtuigd, dat 't nu ging spannen. Nauwelijks had de scheidsrechter gefloten, of H.B.S. pakte geducht aan.
't Spelletje van vóór de pauze herhaalde zich, met dit verschil, dat nu H.B.S. in 't voordeel kwam.
't Gansche publiek juichte dan ook, toen na
| |
| |
één minuut 't eerste tegenpunt werd gemaakt.
T.T.T. speelde kalm, wat Sjoerd deed zeggen: ‘Ze hebben dit verwacht, let eens op, ze zullen wel voor verrassingen zorgen.’
H.B.S. scheen door dit succes nieuwe krachten te hebben gekregen. Weer zetten de spelers een aanval op touw, die alleen strandde door buitenspel.
De kenners meesmuilden...
De aanvoerder van T.T.T. bleek een buitengewoon goeden kijk op de tegenpartij te hebben.
Hij wist bij ondervinding, hoe hij moest handelen zoodra zijn club een groote voorsprong had.
Meestal volgde dan een geweldige druk van 't andere elftal. Die dan stil laten uitwerken, kalm blijven, oplettend en voor korten tijd schijnbaar slap.
Dan opeens een scherpe aanval, fel, onweerstaanbaar.
Zoo ging 't ook nu!
T.T.T. handelde met een vastberaden doortastendheid. Al was H.B.S. nu beter dan vóór de pauze, het kon den plotselingen aanval van de tegenpartij niet weerstaan.
Met groote zekerheid en met een zeldzaam scherpen kijk op de zwakke punten van H.B.S. ging 't er van door!
't Vierde punt zàt!
Dat maakte de H.B.S.-ers zenuwachtig, ze begonnen ondanks alles hun minderheid te voelen. Een stille woede greep hen aan en van nu af aan wilden ze 't spel forceeren.
Herhaaldelijk leverden de kraaien schitterende aanvallen, een herinnering aan hun kampioensvorm, maar tegen 't rustige zekere spel van T.T.T. bereikten ze niets.
| |
| |
Toen kwam de meerderheid van hun tegenstanders eerst duidelijk voor den dag. Een kwartier vóór 't einde begonnen de zwarten te verzwakken. Dàt werd 't sein voor T.T.T. om hun voorsprong te vergrooten. Snel en vastberaden, zuiver en zeker speelden ze hun beste samenspel.
't Werd vijf-één. Twee minuten later was 't zes-één, om enkele seconden vóór 't slot te eindigen met een prachtig schot - zeven-één!
Onder wild geschreeuw stormden de vierderangs-supporters 't veld in, om hun elftal te huldigen. De aanvoerder Guus Weert werd op de schouders geheschen, evenals Wim Vormers, die van de zeven punten er vier had gemaakt.
H.B.S. keerde geslagen en verslagen naar de kleedkamers terug.
Een dergelijke nederlaag viel moeilijk te slikken.
Elias Vane zweeg, maar tegen Paul Delorm zei hij: ‘'t Is verdiend.’
't Veld werd overstroomd door duizenden, en niet één, of hij had den mond vol over de smadelijke nederlaag van H.B.S.
Wijn had genoten.
Ook in hem smeulde 't strijdvuur. Opnieuw had hij gezien, hoe een voetbalwedstrijd opwindt en spanning geeft. Hij luisterde nauwelijks naar de redeneeringen van de vrienden. Er kwam een plan in hem wakker... óók voetballen, óók lid van een club worden.
En nog vóór hij thuis kwam, stond 't bij hem vast: ‘Ik word lid van T.T.T.’
|
|