Le roman picaresque hollandais des XVIIe et XVIIIe siècles et ses modèles espagnols et français
(1926)–Joseph Vles– Auteursrecht onbekend
[pagina 185]
| |
II.In de Nederlandse schelmenroman is 't eroties element op de voorgrond getreden, 't morele grotendeels verwaarloosd. | |
III.Op goede gronden toont Julio Puyol y Alonso in zijn Estudio crítico der Pícara Justina (Madrid, Sociedad de Bibliófilos Madrileños, IX, 1912, p. 75 en volgende) aan, dat dit werk geschreven is door Andrés Pérez, en niet door Ubeda. | |
IV.Het genero picaresco in Spanje dankt zijn ontstaan zoowel aan maatschappelike toestanden en verhoudingen als aan een litteraire reactie tegen de romans en vogue. | |
V.Analoog aan 't gebruik in de XVIIe eeuw, vindt men bij hedendaagse schrijvers (o.a. Bordeaux en Courteline) tal van voorbeelden, waarin de werkwoorden pouvoir, devoir, falloir en vouloir, gevolgd door een infinitif, worden voorafgegaan door 't pronom complément. Op grond daarvan zijn in de gesproken taal constructies als: Nous l'avons pu faire en Vous l'auriez dû essayer niet als incorrect aan te merken. | |
VI.Het onderwijs in het Frans, mits goed gegeven, is een middel om de leerlingen te bekwamen in het juist en beknopt schriftelik mededelen der gedachte. | |
[pagina 186]
| |
VII.Alleen schoonheidszin, niet gebrek aan gevoel, noch aan diepgaande ideeën, heeft Theophile Gautier gebracht tot de theorie en de praktijk van l'art pour l'art. | |
VIII.Terecht concludeert Prof. Dr. J. Prinsen, JLzn (De Roman in de XVIIIe eeuw in West-Europa, Groningen, J.-B. Wolters, 1925, p. 251), dat Franse critici, in Manon Lescaut, de Manonfiguur te veel geïdealiseerd hebben. | |
IX.In de Cid van Corneille zijn Chimène en Rodrigue werkelik Spaans gebleven, ondanks enkele elementen, die hen kunnen stempelen tot Fransen van de XVIIe eeuw. | |
X.Vergelijkende literatuurstudie, afgezien van haar wetenschappelike zijde, heeft buitengewone waarde doordat zij de onderlinge waardering der verschillende volkeren bevordert. | |
XI.De aanval van Dr. G. Kalff Jr. op Taine's Origines de la France contemporaine (De Verklaring der Fransche Revolutie, bij haar voornaamste geschiedschrijvers, Haarlem, H.-D. Tjeenk Willink en Zoon, 1920, blz. 142 en volg.) is oppervlakkig en leidt tot verkeerde gevolgtrekkingen. | |
XII.De laatst verschenen Franse werken over de eeuw van Lodewijk XIV (Jacques Bainville, Histoire de France, Paris, 1924; Louis Bertrand, Louis XIV, Paris, 1923; Louis Bertrand, La Vie amoureuse de Louis XIV, Paris, 1924; Félix Gaiffe, L'Envers du grand siècle, Paris, 1924) zijn niet altijd geïnspireerd geworden door historiese zin, maar soms beïnvloed door politieke tendenzen. | |
XIII.Het onderwijs in vreemde talen naar platen zal dan alleen goede vruchten afwerpen, wanneer het gegeven wordt in kleine klassen onder zeer deskundige leiding. | |
XIV.Voor de benoeming tot het ambt van leraar bij het Middelbaar of Voorbereidend Hoger onderwijs worde o.a. een prakties-pedagogiese opleiding geëist. |
|