toewyden. Ook was myn opstel verre weg het beste van allen. Maer wat gebeurde? Ofschoon myne geschrevene stukken doorgaens redelyk goed waren, wilde echter de schoolmeester niet gelooven, dat dit opstel, zoo als hy het noemde, uit mynen koker was gekomen. Ik was, in zyne oogen, een al te groote ezel, dan dat ik iets dergelyks zoude hebben kunnen vervaerdigen. Hy liet my, derhalve by zich komen, en, my strak in de oogen beziende: - Dit stuk hebt gy niet gemaekt, - zeide hy op eene stellige wyze.
Deze beschuldiging en de booze toon waerop zy gedaen werd, maekten myne vergelegenheid nog grooter dan naer gewoonte, en ik kon niet spreken.
- Wie heeft die compositie voor u gemaekt? - vroeg de schoolmonarch.
Ik bleef daer sprakeloos staen. Myne stilzwygendheid en de blos die op myne kaken gloeide, bevestigden mynen ondervrager in zyne meening.
- Wilt gy wel eens antwoorden, - hernam hy; - wie heeft die compositie gemaekt, vraeg ik u?
- Ik, meester, - kon ik er eindelyk met groote moeite uitbrengen.
- Gy? - schreeuwde hy my toe - gy? die het fabeltje van La fourmi ayant chanté nog niet eens hebt kunnen van buiten leeren, en in de vier eerste regels blyft steken, gy zoudt deze compositie gemaekt hebben?